Galapagos-eilanden - naam van een eilandengroep, gelegen aan beide zijden van den evenaar tusschen 89° en 92° W. Opp. 7430 km2, ruim 2000 inw.
Ze behooren tot Ecuador sinds 1832 onder den naam van territorium „Colon” en sommige dragen Eng. namen, daar zij eertijds een toevluchtsoord waren voor Eng. zeeroovers en walvischvaarders. De grootste zijn: Albemarle (Isabela), 4278 km2, Santa Cruz, 1023 km2, Fernandina (Narborough), 651 km2, San Salvador, 574 km2, en Catham (S.
Cristobal) 434 km2. De hoogte der eil. varieert van 1430 tot beneden 1000 m.
De bodem is vulkanisch en bestaat grootendeels uit basalt. Het klimaat is vrij droog en koel (invloed van den kouden Perustroom); in de hoogere deelen overweegt grasland; langs de kust meer woestijnkarakter.
Merkwaardig is in de dierenwereld het voorkomen van reuzenschildpadden, waarnaar de eil. genoemd zijn (galapago = reuzenschildpad). Uitvoer van zout, katoen, zuidvruchten, hagedishuiden; verder visscherij.Zuylen.