Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 03-07-2019

Frohschammer

betekenis & definitie

Frohschammer - Jacob, Duitsch philosoof en afvallig priester; volgde als vele zijner tijdgenooten het verkeerd opgevatte → Idealisme, waarvan zij een vernieuwing van de M. E. philosophie verwachtten.

Doordat F. zijn veroordeeling van 1862 insinueert als een onrechtmatige bevoorrechting van de scholastieke tegenover de nieuwere philosophie, is hij tevens een getuige voor de sterke beweging naar de Scholastiek al vóór 1879 („Aeterni Patris”). * 1821 te Illkofen (Regensburg), ✝ 1893 te Bad Kreuth. In 1847 priester gewijd, ten laatste prof. in de philosophie aan de universiteit te München in 1865.

Door een schrijven van Pius IX aan den bisschop van München werden aldra drie werkjes van zijn hand verboden (1862). Aan dit verbod stoorde F. zich niet en opende na de Paaschvacantie zijn lessen met een voordracht (gedrukt te München 1863): Ueber das Recht der neueren Philosophie gegenüber der Scholastik.

Hierop werd hij gesuspendeerd bij „Gravissimas inter”, 11 Dec. 1862. Van nu af bestreed hij meermalen Kerk en Paus (onfeilbaarheid), maar ook het Materialisme en D.

F. Strausz.F. komt binnen het Idealisme met een eigen constructie voor den dag, waarbij de werkelijkheid gezien wordt als de fantasie, oergrond én van zijn én van kennen beide. In het rijk van de stof streeft alles naar eenheid van vorm en materie; in het geestelijke voltrekt zich eenzelfde eenheidsvorming, doordat het kennen den vorm ontdekt in de stof en deze vorm wederom door de kunst in de stof verwezenlijkt wordt.

Lit.: A. Attensperger, J. F.’s philos. System im Grundrisz (1899); J. G. Wüchner, F.’s Stellung zum Theismus (1913); Buchberger, Lex. für Theol. u. Kirche (IV, 209-210); Denzinger, Enchir. Symb. (nr. 1524-1528, 1666).

Beijerslergen van Henegouwen.

< >