Fröding - Gustav, Zweedsch dichter van de radicale richting (invloed van Nietzsche!); * 1860 te Alster, ✝ 1911 te Stockholm (in erfelijken waanzin). Hoewel tijdgenoot van de neo-Romantiek, is er bij F. steeds een extra-aesthetisch doel aanwezig, maar dat zijn poëzie niet doet vervallen in strekkingskunst.
Een vrijwel volmaakt beheerschen van den versvorm, innige verbondenheid met de Vermlandsche natuur, milde humor, die zich over alle menschelijkheid erbarmt, het aangrijpend bewustzijn, dat hij tot de „gebetenen door de slang” behoort, de zwaarmoedige overgegevenheid aan zingenot en de smart daarover, dat alles maakt hem tot den grootsten, maar niet ongevaarlijken lyricus van Zweden.Werken: Guitarr og Dragharmonika (1891); Nya Dikter (1894); Stänk och Flikar (1896); Gralstänk (1898); Reconvalescentia (1913).
Uitg.: Samlade Dikter (1901); Samlade Skrifter (16 dln. 1917 vlg.).
Lit.: R. G. son Berg, F. studier (1920); J. Landquist, G. F. (1927 ); F. Svenson, G. F.’s Diktning (1916).
Baur.