Frivolité - een knoopwerktechniek, welke door de bogen en maasvormen veel gelijkt op haakwerk. Door de eigenaardige omslingeringen van den werkdraad ontstaan knoopen en lussen, picots genaamd, welke, aan elkaar geregen en dichtgetrokken, ringen en bogen vormen.
Door de afwisselende groepeering ontstaan vsch. patronen. De Fransche benaming van dit werk is in bijna alle talen overgenomen; in Italië wordt het echter occhi genoemd.
Men bedient zich bij f. van een zeer eenvoudig werktuig, het spoeltje. Dit bestaat uit twee spits toeloopende bladen, ca. 7 cm lang en 2 cm breed, door een tusschenschot verbonden, waarop de werkdraad wordt gewonden.
Als materiaal gebruikt men naargelang van de fijnheid van het werk haakgaren nr. 20 tot 30 of koordzij.J. Rutten.