Frequentie-constantheid - term, vooral gebruikt voor radiozenders, welke de mate uitdrukt, waarin de zender in staat is zijn nominale frequentie gedurende een langer tijdsverloop te blijven uitzenden, zonder door onvolmaaktheden in de apparatuur zich hiervan te verwijderen. Op de Internat.
Telegraaf-conferentie te Madrid (1932) zijn door de regeeringen de maximaal toegestane schommelingen in de nominale frequentie voor vsch. typen van zenders vastgesteld. Zenders, die aan de gestelde eischen niet voldoen, mogen niet in het verkeer toegelaten worden.
Voor omroepzenders is de maximale afwijking 0,05 Kc/s.A. Dubois.