François adrien boieldieu - Operacomponist, * 1775 te Rouaan, ✝ 1834 te Jarcy bij Parijs. Ontving muziekonderwijs van den organistBroche.
Compositieles heeft B. nooit gehad en hij heeft zich om contrapunt en fuga nooit bezorgd gemaakt. Zijn naïeviteit en het natuurlijke frissche in zijn werken is daarom ook nooit geschaad.
Reeds in 1793 werd van hem in Rouaan een kleine comische opera uitgevoerd: La fille coupable, waarvoor zijn vader het libretto had geschreven. In 1796 vertrok hij naar Parijs, waar de zanger Garat eenige van B.’s liederen met zooveel succes zong, dat B. terstond algemeene bekendheid verwierf. Daar werd de éénacter Les deux lettres opgevoerd, in 1797 La familie suisse, welke werken door hun melodieën erg in den smaak vielen. De groote gaven van B. kwamen geheel tot uiting in Zoraïne et Zulnare (1798), waarmede hij opnieuw succes oogstte. Na eenige onbeduidende werken werd Le calife de Bagdad (1800) uitgevoerd, wat hem een onsterfelijken naam bezorgde. In 1798 tot klavier-leeraar benoemd aan het conservatorium, schreef hij klaviersonates, een concert en werken voor harp. 1803 vertrok hij naar St.
Petersburg als keizerlijk kapelmeester en verbleef daar tot 1810. Na zijn terugkeer te Parijs beleefde zijn eerste opera: Jean de Paris (1812) een groot succes. In 1817 werd hij benoemd tot opvolger van Méhul als professor in de compositieleer en lid der Academie; terwille van deze benoeming besteedde hij groote zorg aan Le petit chaperon rouge, waarvan de eerste opvoering (1818) een ware triomf was. Zijn gezondheid was echter geschokt door te drukke werkzaamheden. Na langen tijd volgde einde* lijk in 1825 La dame blanche.
Deze opera zette de kroon op zijn werk. De ouverture werd naar schetsen van B. door Ad. Adam bewerkt. B. schreef nog één comische opera, Les deux nuits (1820). Nadien legde hij de pen voor altijd neer.
Beroemde leerlingen van B. waren Fetis, Ad. Adam en Zimmermann.
Lit.: G. de Saint-Foix, Les premiers pianistes parisiens (Revue Musicals VII, 4 Febr. 1926). Piscaer