Jezuïet, bijgenaamd doctor eximius. * 1548 te Granada, ✝ 1617 te Lissabon. Was prof. te Salamanca en te Coïmbra. Hoewel zijn leer in veel punten van de traditioneele opvatting over St. Thomas’ leer afwijkt, beschouwde hij zich als Thomist.
De invloed van het scotisme (zie → Duns Scotus) en het → nominalisme is zoo sterk, dat men van eclecticisme bij S. spreekt. Scotistische invloed blijkt in zijn bewering, dat aan de materia prima (zie → Stof-en-vormleer) een zekere actualiteit moet toegekend, en ook in zijn opvatting van de analogie, die bijna niet onderscheiden is van univocatie (zie → Analogie, 2°). De invloed van het nominalisme zien we o.a. waar S. ontkent, dat het beginsel van tegenspraak op God toepasbaar zou zijn. Op zedenkundig gebied is S. een voorstander van het → voluntarisme.
Het kenmerkende van Gods Wezen is volgens S. de → aseïteit en het onderscheid tusschen God en schepsel zoekt hij in het verschil tusschen het oneindige en het eindige. In de strijd over de → praemotie trachtte S. een middelstelling in te nemen, waarbij hij vooral in → Banez een heftigen tegenstander vond. De wijsbegeerte van S. heeft aan de Europeesche universiteiten veel invloed gehad en daardoor ook op de vorming van de Protestantsche theologie. → Leibniz noemde zijn leer de „philosophia recepta”. S.’s invloed op de → neo-Scholastieke wijsbegeerte is geringer.S. is van groote beteekenis voor de rechtsphilosophie en de algemeene rechtsen staatsleer; van het → volkenrecht is hij een der grondleggers. Een systematische behandeling van het volkenrecht vinden wij bij S. nog vóór Hugo de → Groot. S. onderscheidt een drievoudig volkenrecht: een zuiver natuurrechtelijk volkenrecht, noodzakelijk steunend op de menschelijke natuur ; daartegenover het zuivere positieve volkenrecht, dat door verdragen tot stand komt; en daartusschen het ius gentium propriissimum (volkenrecht in den meest eigenlijken zin), dat om zijn samenhang met recht en billijkheid door alle volken als bindend wordt erkend.
Voorn. werken: Commentaren op de Summa Theologica van St. Thomas ; Metaphysicae disputationes; Defensio lidei Catholicae ; Opuscula de auxiliis gratiae ; De legibus; De anima.
Lit.: L. Mahieu, F. S., Sa philosophie et les rapports qu’ elle a avec sa theologie (1921); Scoraille, F. S. (2 dln. 1912-’13); Sommervogel, Bibliogr. de la Comp. de Jésus (VII). v. d. Putte.