(Fès, Fas),
1° een der hoofdsteden van Fransch Marokko, aan de Fas wadi gelegen, bijrivier van de Sebou; ruim 80 000 inw. Bestaat uit drie gedeelten:
1° Fas el Bali, het oude Fez, het meest bevolkt, met beroemde moskeeën;
2° Fez el Djedid, de nieuwe stad, hoofdzakelijk ingenomen door de Dar el Makkzen, die de paleizen van den sultan bevat;
3° Mellah of de Joodsche stad, die zich ten Z.O. bevindt.
Fez ligt in een vruchtbare vallei, die het Rifgebergte van den Atlas scheidt, aan het snijpunt van de twee hist. wegen van Marokko, en is door spoorwegen verbonden met Algerië, de Atlantische kust en Tanger. F. is de gewone verblijfplaats van den sultan, de hoofdplaats van een militair gewest en het centrum van Noordelijk Marokko. Drukke handelsplaats met tapijtweverijen, lederindustrie, wapenfabricage en pottenbakkerij. V. Asbroeck.
2° Fez was ook de naam van een staat, waar achtereenvolgens de Vandalen (429) en de Byzantijnen (534) meester werden. In 678 werd het veroverd door de Arabieren, die de bewoners tot den Islam brachten. Aanvankelijk onderworpen aan de Omajjaden van Damaskus en de Abbassiden van Bagdad, vormde F. van 789 tot 919 een onafhankelijken staat onder de ➝ Edrisiden, en was daarna afwisselend onderworpen aan Fatimiden, Almoraviden en Almohaden, of zelfstandig onder de dynastie der Zeiriten (972-1050) en der Meriniden (1270-1550). Dit laatste tijdperk is de bloeitijd van het koninkrijk Fez geweest. Daarna kwam het onder de heerschers van Marokko.
Slootmans.