Fakfak - (Nieuw-Guinee, 2° 54' Z., 132° 18' O.), nederzetting op het schiereiland Onin, aan de Arafoera-zee; hoofdplaats van de onderafd. W.
Nieuw-Guinee, res. Ternate, gouv. der Molukken, N.O.I.; civiel bestuur, één afdeeling gewapende politie; werd in 1894 gesticht.
Uitvoer van wilde notemuskaat, foelie, gom-copal, damar enz. (vroeger ook paradijsvogelhuiden). De inheemsche bewoners van F. en omstreken zijn Papoea’s, sterk met Ceramsch bloed vermengd.
In 1894 en ’95 evangeliseerde de Jezuïet p. Le → Cocq d’Armandville de streek rond F. (Kapaur) en liet op het eilandje Woniem een huis bouwen.
In 1896 verdronk hij op een tocht langs de kust van Kapia (135° 45' O.), waardoor de post werd opgeheven. In 1910 vroeg de apostolische prefect van Ned.
Nieuw-Guinee, dr. M.
Neijens, aan de regeering toelating tot missioneering van het gebied van F.
Als antwoord (1912) werd een scheidingslijn aangegeven (4° 30' Z., ten Z. van het Centraal-gebergte), waardoor de Prot. zending ten N. van deze lijn, de Kath. missie ten Z. mocht arbeiden.
De Utrechtsche zending werkte rond F. tot 1930, toen dit gebied aan de Indische Kerk werd overgedragen. In 1929 ressorteerde onder F. 8 Christen gemeenten, 13 scholen, 277 leerlingen, 21 leerkrachten.
Er waren 890 gedoopten. De Kath. missie heeft in 1928 (opheffing der scheidingslijn) haar werk rond F. hervat.
Er is één missionaris van het H. Hart (apost. vicariaat van Ned.
Nieuw-Guinee,) 19 bijstaties, 302 Kath., 1 394 catechumenen, 275 schoolkinderen. Cappers.