Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 25-07-2019

Faillissement

betekenis & definitie

Faillissement - A) Algemeen. De schuldenaar is jegens eiken schuldeischer afzonderlijk met zijn vermogen verbonden; deze kan de nakoming der verbintenis aanvaarden of afdwingen, onverschillig of er voor anderen, die zich niet gelijktijdig doen gelden, voldoend verhaal overblijft („wie het eerste komt, die het eerste maalt”).

Met name in het handelsverkeer ontwikkelt zich al spoedig als uitzonderingstoestand het f., dat in geval van samenloop van schuldeischers (concursus creditorum) het gedrang opheft, de gelijkheid waarborgt, het verhaal vergemakkelijkt en tot weggemaakte baten uitstrekt, voorts verdere wegmaking of verspilling voorkomt; het f. is een samenkomen van de schuldeischers tot gemeenschappelijk verhaal van hetgeen er nog is en gelijke verdeeling daarvan (Joseph Kohler); op den faillieten boedel mogen de schuldeischers zich niet meer afzonderlijk verhalen; de schuldenaar heeft daarover niet meer de beschikking en het beheer.Het Rom. recht had de „missio in bona” van den praetor, onder een door de schuldeischers gekozen magister, later curator bonis distrahendis (voortaan stuksgewijze verkoop). Ook in de Ital. stadsrechten staat de bemoeiing der schuldeischers voorop; thans blijft de persoon van den, vaak gevluchten, schuldenaar evenmin als in het oudste Rome (in partes secanto!) ongemoeid; zijn kwade trouw wordt verondersteld (Lat. fallere = bedriegen; „fallitus, ergo fraudator”); hij droeg opvallende kleeding en werd op de pijnbank tot openbaring gedwongen. Het Sp. f. der 17e eeuw, naar de beschrijving van Salgado de Samoza, dat ook ingang vond in Duitschland, is daarentegen publiekrechtelijk; de rechter overheerscht; alle vorderingen, niet alleen de nagekomene, moeten worden geverifieerd. De gelijkheid in de rangregeling is vervolgens overal aanvaard. Langs Lyon (reglement van 1667) komt het f. uit Italië in de Fr. ordonnance van 1673. In de Ned. hadden vooral gezag de costumen van Antwerpen (1518 en 1582); later ontstonden kamers van desolate boedels in Amsterdam, Dordrecht en Middelburg.

Het f. is thans in de Lat. landen (ook België) beperkt tot kooplieden, anders in de Germ., evenmin sedert 1896 in Ned. In Fr. kan de „débiteur malheureux et de bonnefoi”, door de „liquidation judiciaire”, „une faillite atténuée”, aan het daar min of meer onteerend f. ontkomen. Over het algemeen blijft thans de persoon van den schuldenaar ongemoeid, behoudens strafbaarheid o.a. in geval van bankbreuk, schorsing in de uitoefening van zekere ambten, dwangmiddelen bij gebreke van medewerking.

Met het beheer en de vereffening van den ➝ faillieten boedel wordt belast een ➝ curator, onder rechterlijk toezicht, in Ned. Oost-Indië echter de, uit het oud-Hollandsch recht overgebleven, weeskamer.

Lit.: Molengraaff, Leidraad (6942 vlg.); Polak, Handels- en Faill. recht (4494 vlg.); Thaller-Percerou, Faillites et Banqueroutes; Joseph Kohler, Leitfaden des deutschen Konkursrechts.

B) Ned. Recht. Het f. is een gerechtelijk beslag op het vermogen van den schuldenaar ten behoeve van de gezamenlijke schuldeischers en de algeheele uitwinning van dit vermogen tot verhaal der totale schulden. Deze gezamenlijke executie strekt tot toepassing van den regel, dat de goederen van den schuldenaar, zoo tegenwoordige als toekomstige, niet alleen voor elke afzonderlijke verbintenis aansprakelijk zijn (art. 1177 B.W.), doch ook den gezamenlijken schuldeischers tot gemeenschappelijken waarborg strekken (art. 1178): evenals bij rangregeling betreffende een afzonderlijk beslag wordt de opbrengst verdeeld naar evenredigheid van ieders inschuld, behoudens wat ➝ bevoorrechte schulden betreft. Het gezamenlijk beslag treedt echter in werking door de ➝ faillietverklaring, van rechtswege, alzoo door een handeling van den rechter; in de rangregeling bij f. is de schuldenaar geen partij, wel echter de curator, die, meer nog dan de schuldeischers onder elkander, voor de verificatie der schuldvorderingen waakt en ook de uitdeelingslijst opstelt; de rechter-commissaris oefent slechts toezicht; rechtsgeschillen beslecht ook hier de rechtbank.

Het f. is een conservatoir beslag, dat in geval van ➝ insolventie overgaat in een executoriaal beslag (➝ Beslag); het werkt, als ieder beslag, met zakelijk gevolg ook tegenover derden (betreffende publiciteit, ➝ Faillietverklaring); de schuldenaar heeft niet langer de beschikking en het beheer (art. 23) en uit verbintenissen, door hem tijdens f. aangegaan, ontstaan geen aanspraken tegen den faillieten boedel dan voor zoover deze ten gevolge daarvan is gebaat (art. 24, 25); vlg. art. 1424 B.W.; 505, 566 Rv. ➝ Failliete boedel.

Het f. bepaalt zich tot de bewaring en uitwinning van het vermogen van den schuldenaar; deze blijft de gerechtigde en verbonden persoon; het f. wordt voor zijn rekening bekostigd (➝ Faillissementskosten); het f. eindigt, wanneer er niets (meer) te gelde te maken valt. De persoon van den schuldenaar blijft over het algemeen ongemoeid; hij wordt zelfs uit de gijzeling ontslagen, en door de ➝ insolventie gaat het recht, hem voor in het f. begrepen schulden te gijzelen, voorgoed verloren (art. 195 F.W.). Hij moet echter zoo noodig verschijnen en inlichtingen geven, op straffe van ➝ inbewaringstelling; zie aangaande zijn strafbaarheid de art. 194, 198 en 340 vlg. Sr.; verder verstoort het f. tal van rechtsbetrekkingen van den schuldenaar; een vennootschap wordt door zijn f. ontbonden; lastgeving eindigt door f. van lastgever of lasthebber; de gefailleerde rechter of notaris kan worden ontzet (art. 11 R.O., art. 51 Notariswet); advocaten en procureurs zijn tijdens f. van rechtswege geschorst (art. 18 en 43 Regl. III); gefailleerde voogden, curatoren en bewindvoerders kunnen worden ontzet (art. 437 , 4°; 506, 838, 1069 B.W.). Hij blijft echter handelingsbekwaam en behoudt met name zijn rechten als hoofd der echtvereeniging of krachtens ouderlijke macht, het beheer der goederen van echtgenoote of kinderen daaronder begrepen.

De rehabilitatie is niet bedoeld als eerherstel, doch enkel als vaststelling, dat de schuldenaar, doordien hij alle erkende schuldeischers ten genoegen van elk hunner heeft voldaan, heeft opgehouden insolvent te zijn (art. 206 vlg. F.W.).

Ongerekend de vernietiging in verzet, appèl of cassatie (art. 18 vlg.) en de opheffing bij gebrek aan baten (art. 16), eindigt het f.: 1° zoodra een uitdeelingslijst, waarop voor de geverifieerde schuldeischers 100% is uitgetrokken, of de slotuitdeelingslijst verbindend is geworden; 2° zoodra de ➝ homologatie van een * akkoord in kracht van gewijsde is gegaan; in dit geval komt het niet tot vereffening, en eindigt het f. met het conservatoire stadium.

Lit.: als boven, verder Molengraaff, De Faill.-wet verklaard; Völlmar, De Faill. wet.

Petit.

C) Belg. Recht. F. is de staat van den handelaar, die in den toestand verkeert, dat hij heeft opgehouden met te betalen en wiens crediet aan het wankelen is gebracht (H.W. art. 437). Er zijn dus drie vereischten voor het f.: 1° hoedanigheid van handelaar; 2° ophouden met betalen; 3° wankelen van het crediet. Het f. wordt uitgesproken door de rechtbank van koophandel (art. 442), ten verzoeke van één of meer schuldeischers of op eigen aangifte van den gefailleerde. Het vonnis, dat het f. uitspreekt (faillietverklaring), onttrekt aan den gefailleerde het beheer van zijn goederen en draagt het over aan den curator. Het schorst de rechten van de schuldeischers tot aan de sluiting van het proces-verbaal van schuldenverificatie. De curator beheert den faillieten boedel onder toezicht van een rechter-commissaris, door de rechtbank van koophandel aangesteld. Hij onderzoekt de schuldvorderingen, die de schuldeischers ter griffie hebben neergelegd (art. 500). De betwiste vorderingen worden naar de verificatievergadering verwezen, waarbij de rechter-commissaris aanwezig is. De schuldeischers mogen op die vergadering de vorderingen tegenspreken en aanmerkingen maken. De nageziene en erkende vorderingen worden in het passief opgenomen. Die, voor dewelke de betwisting blijft bestaan, worden verwezen naar de rechtbank van koophandel (art. 502). De rechtercommissaris brengt aldaar verslag uit en geeft advies over de betwistingen. De curator, de gefailleerde en de belanghebbende schuldeischers worden gehoord en de rechtbank doet onmiddellijk uitspraak (art. 504). Na de vaststelling van het actief en het passief kan de gefailleerde aan zijn schuldeischers een accoord of concordaat aanbieden. Het accoord is een forfaitaire regeling, die onder toezicht van het gerecht tusschen de schuldeischers en den gefailleerde ontstaat voor de betaling der schuldvorderingen. Na lezing van het verslag van den curator doet de gefailleerde zijn voorstellen, waarover gestemd wordt door de schuldeischers. Het accoord wordt slechts bereikt bij verwezenlijking van bijzondere meerderheden, door de wet bepaald. Hypothecaire en bevoorrechte schuldeischers mogen voor aldus gewaarborgde schuldvorderingen aan de concordataire verrichtingen geen deel nemen, tenzij zij aan hun hypotheek of aan hun voorrecht zouden verzaken. Het door de meerderheid der schuldeischers aangenomen accoord moet door de rechtbank bekrachtigd of gehomologeerd worden. Vóór de homologatie, mits het naleven van zekere pleegvormen en binnen bepaalde termijnen, kunnen de schuldeischers zich tegen het accoord verzetten. Het al dan niet homologeeren van het accoord wordt dan door de rechtbank van koophandel beslecht. Eens dat het accoord aangenomen en gehomologeerd is door de rechtbank, is het bindend voor allen, zelfs voor diegenen, die er tegen gestemd hebben; de gefailleerde heeft dan jegens zijn schuldeischers geen andere verplichtingen meer dan die, welke uit het accoord voortvloeien, hij wordt terug in bezit gesteld van zijn goederen, boekhouding, enz. Wordt het accoord niet aangenomen, dan gaat men over tot gerechtelijke vereffening. Voor deze moet men een onderscheid maken eenerzijds tusschen de goederen, die buiten het faillissement vallen, en anderzijds de goederen, die de baten uitmaken van den ➝ faillieten boedel. Deze worden te gelde gemaakt en na voorafbetaling der bevoorrechte schuldeischers onder de gewone of concurrente schuldeischers pondspondsgewijze verdeeld. Na de verdeeling der baten worden de schuldeischers een laatste maal bijeengeroepen om hun oordeel te kennen te geven nopens de verschoonbaarheid van den gefailleerde. De rechtbank spreekt zich hierover uit en verklaart het f. opgeheven. Met het f. staat in verband de bankbreuk.

Sinds 15 Oct. 1934 (Besluit-Wet nr. 11) bestaat in België een speciale regeling voor de ongelukkige kooplieden, die te goeder trouw hebben gehandeld; deze kunnen genieten van het ➝ gecontroleerd beheer.

Lit.: De Perre, Manuel du Curateur de Faillite (1930); Smeesters en Rouwens, Handboek voor het Belg. Handelsrecht (1934, 349-396).

Rondou.

D) Internationaal Privaatrecht. Het f. geeft aanleiding tot zeer ingewikkelde geschillen van intern, privaatrechtelijken aard, vnl. aangaande de vraag of het vonnis van faillissementsverklaring, in een bepaald land uitgesproken, kracht van gewijsde heeft in een ander land. Twee strekkingen zijn hier te onderscheiden. Sommige landen huldigen het beginsel der territorialiteit, volgens hetwelk het vonnis, gewezen door het land, waarin de gefailleerde zijn woonplaats heeft, alleen kracht van gewijsde heeft in dit land. Die rechtsleer wordt meestal in Ned. en in Fr. gevolgd. In België geeft men de voorkeur aan het universaliteitsbeginsel: het vonnis, uitgebracht door de rechtbank van het vreemde land, waarin de gefailleerde zijn woonplaats heeft, is ook geldig in België en heeft aldaar kracht van gewijsde. Voor de regeling der faillissementsgeschillen worden tusschen de vsch. landen meermaals conventies getroffen. Aldus heeft België met Fr. een overeenkomst aangegaan op 8 Juli 1899. Een andere overeenkomst werd gesloten met Ned. op 25 Maart 1925, goedgekeurd 15 Juli 1929 (Stbl. 27 Juli 1929). Als beginsel wordt in die overeenkomst vooropgesteld, dat de rechtbank van de woonplaats van den koopman bij uitsluiting bevoegd is, om dezen failliet te verklaren (art. 20). De gevolgen van een faillissement, door de bevoegde rechtbank van een der verdragsluitende landen uitgesproken, strekken zich uit over het gebied van het ander land (art. 21). De curator kan alle conservatoire of administratieve maatregelen treffen, alle rechtsvorderingen instellen als vertegenwoordiger van den gefailleerde of van den boedel, hij kan alle roerende goederen van den gefailleerde verkoopen. Hij kan echter niet tot den verkoop van onroerende goederen of tot daden van gedwongen executie overgaan dan voor zoover het vonnis van faillissementsverklaring voorzien is van het exequatur.

Rondou.

< >