Excentriciteit - 1° (wisk.) → Ellips; Hyperbool.
2° (Moraal) → Zonderling.
3° Excentriciteit van banen (sterren k.). Planeten, kometen en meteoren beschrijven bij benadering kegelsneden om de zon als brandpunt. Evenzoo satellieten om hun planeten en de componenten van dubbelsterren om hun gemeenschappelijk zwaartepunt.
1° Kometen en meteoren. De e. van hun banen is soms gelijk aan of grooter dan 1. Zij beschrijven dus parabolen of hyperbolen en bezoeken het zonnestelsel slechts éénmaal. De overige kometenbanen zijn langgerekte ellipsen met een gemiddelde e. van 0,7.
2° Van de banen der groote planeten hebben de banen met de grootste e.: Pluto en Mercurius (resp. ¼ en ⅕). Van de overige is de e. veel kleiner, de kleinste heeft Venus (1/150).
3° De banen van de satellieten der planeten hebben meest kleine e. Bij Jupiter en Saturnus, die resp. 9 en 10 manen hebben, is e. van de grootere banen grooter. Jupiter: van de vijf kleinste banen e = 0,00; de vier grootste e = 0,16; 0,21, 0,38 en 0,16. Saturnus e = 0,02; 0,00; 0,00; 0,00; 0,00; 0,03; 0,23; 0,10; 0,03; 0,17.
4° Bij de dubbelsterren is er een opvallend verband tusschen de lengte van de periode en e. van de baan, wat uit het volgende overzicht blijkt.
Boven: gemiddelde periode van een groep sterren.
Onder: Gemiddelde e. van die sterren. De eerste drie groepen zijn spectroscopische dubbelsterren, de laatste drie visueele.
< 6 dagen 6 tot 20 d. > 20d. 120 jaar 2000 j. 5000 j.
0,06 0,20 0,32 0,50 0,61 0,76
P. Bruna.