Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 25-07-2019

Esopet

betekenis & definitie

Esopet - Esopet of Ysopet heetten in de middeleeuwen verzamelingen van fabelen, volgens den naam van den oudst bekenden Griekschen fabeldichter Aesopus, wiens proza door Babrios (3e eeuw na Chr.) in jambische verzen werd verwerkt. Avianus vertaalde er 42 van in Latijnsche verzen; terwijl Phaedrus (ten tijde van Tiberius?) een aanzienlijke verzameling Grieksche fabelen in Latijnsche jamben omzette.

Door copiïsten slecht afgeschreven, werden deze tot proza, dat een zekere Romulus, later Romulus imperator geheeten, zich toeëigende. Daaruit ontstonden de Romulus Nilantii (13e eeuw) in proza, de Romulus Neveleti, met 60 berijmde fabels (disticha), in het Fransch bewerkt als Lyonsche Ysopet (13e eeuw) en als Ysopet-Avionet (14e eeuw).

Alexander Neckam gaf een andere berijmde bewerking: Novus Aesopus, met 42 fabelen, die bron werd voor den Parijschen Isopet en den Isopet van Chartres. De vroegste fabelverzameling echter in de moedertaal is die van Marie de France, wier Ysopet 102 fabelen bevat, waarvan 40 ook in Romulus Nilantii, dus van Grieksche afkomst, terwijl er onder de overige vele als autochthoon aandoen.

Haar verzameling was echter reeds een bewerking van een verloren Engelsche verzameling, die zij aan een onbekenden Alfred toeschrijft. In het Mnl. kende Maerlant fabelen, die hij toeschreef aan → Calfstaf en Noydekijn; we bezitten nu nog een Esopet met 67 fabelen en een proloog, wel het werk van twee dichters, en dus het door van Maerlant bedoelde OJitg. door Te Winkel, 1881, en door J.

De Cock. Leuven 1911).

De fabel, met de eigennamen voor de dieren, heeft hier den invloed van het dierenverhaal ondergaan. Ook in het Nederduitsch zijn twee bewerkingen bekend (uit de 14e e.).

Vgl. → Dierenfabel; Fabel.V. Mierlo

< >