Natuurkundige. * 1 Juni 1856 te Weenen, ♱ 19 Juli 1926 aldaar. In 1893 werd hij prof. te Innsbruck, in 1895 te Praag, in 1909 te Weenen. Hij werkte op het gebied van het Thomsoneffect en van de electr. golven, waarvoor hij in 1889 een meetmethode vond, door middel van de zgn.
Lecher-draden. Wanneer op twee parallel-loopende stroomgeleiders, waarvan het uiteinde bijv. kortgesloten is, een hoogfrequente spanning wordt aangelegd, ontstaan stationnaire golven, die een maximum amplitude bereiken bij behoorlijke aanpassing van de lengte der draden aan de golflengte der aangelegde spanning. Is de lengte een vierde van de golflengte, zoo krijgt men in het kortgesloten uiteinde een stroommaximum (zoogenaamde stroombuik), wijl de spanning er nul is (zgn. spanningsknoop).
Aan den open ingang der lijn krijgt men dan een spanningsbuik en een stroomknoop (fig. 1). Heeft de lijn integendeel een open uiteinde en een kortgesloten ingang, zoo is de ligging van buiken en knoopen voor spanning en stroom omgekeerd (fig. 2). Dezelfde verschijnselen grijpen op regelmatige afstanden plaats op een langere fijn.
De dubbele afstand tusschen twee opeenvolgende spanningsbuiken (bijv. aangetoond door een neonbuisje N) of van twee stroombuiken (aangetoond door een kring met een gloeilampje L) geeft de golflengte ). der aangelegde spanning (fig. 3).Lit: Lehrb. der Physik für Mediziner und Biologen (1912).