het conserveeren van plantendeelen voor veevoeder om verlies aan voedende bestanddeelen zooveel mogelijk te voorkomen. E. kan volgens vsch. methoden geschieden: 1° Warm ensileeren, vlg. de Hollandsche of Friesche methode.
Speciaal toegepast voor gras, hetwelk daartoe eenigszins verwelkt in een langwerpigen of ronden kuil (soms ook op den grond) wordt gebracht, los opgestapeld en na in temperatuur tot 50 à 60° C te zijn toegenomen door het aanbrengen van een nieuwe laag gras alsmede een gronddek van ong. 50 cm wordt samengeperst. Door de snelle temperatuursstijging treedt in hoofdzaak melkzuurgisting op, waardoor het product zoetzuur wordt.
De verliezen aan zetmeelwaarde en verteerbaar eiwit zijn bij deze methode meestal vrij groot.2° Koude methode van Völtz. Het versche materiaal wordt als regel in fijn behakselden toestand in korten tijd in een waterdichte silo gebracht en hierin zwaar geperst om de lucht zooveel mogelijk te verdrijven. Door toevoeging van suiker of melasse aan koolhydraatarm materiaal tracht men de melkzuurgisting zoo gunstig mogelijk te maken; door de luchtafsluiting blijft de temperatuur laag en treedt boterzuurgisting zelden op. De resultaten (ook met eiwitrijk materiaal) zijn zeer goed; de methode is echter in uitvoering zeer kostbaar.
3° De lauwe ensilage in hooge (toren-) silo’s, waarin het meestal gehakselde materiaal zonder groote onderbreking wordt ingebracht, wordt meestal toegepast bij ensileeren van maïs, waarbij vooral de azijnzuurgisting op den voorgrond treedt. Ongeschikt voor e. van eiwitrijk materiaal.
4° Onder toevoeging van verdunde zuren (zwavelzuur-zoutzuur-, zoutzuur-phosphorzuurmengsel, Penthesta d.i. phosphorpentachloride). De onverwelkte planten worden meest ongehakseld in een silo gebracht, laagsgewijze met een bepaalde hoeveelheid zuur begoten en daarna met een gronddek zwaar belast. Door de zuurtoevoeging sterven de planten spoedig, de ademhaling is gering en de temperatuur blijft laag. De rottings- en boterzuurbacteriën worden in hun ontwikkeling en werking belemmerd en eiwitafbraak wordt tot een lager percentage beperkt. Door prof. A. I. Virtanen vanuit Finland ingevoerde A.I.V.-methode en ➝ Defu-methode.
5° Het koolzuurprocédé. Het eenigszins verwelkte materiaal wordt in een lucht- en waterdichte silo gebracht, welke daarna gesloten wordt. Spoedig is ten gevolge der ademhaling alle zuurstof verbruikt en in koolzuurgas omgezet. De temperatuur blijft laag, waardoor het ontstaan van boterzuur in deze zuurstofvrije omgeving gering is. Deze methode, waarbij men door melkzuurgisting zwak zuur voeder krijgt, is in Italië reeds lang bekend en werd uitgevoerd in de zgn. Cremasco- of fieno-silo, later in de verbeterde Carpene- of Trevigiano-silo; in Duitschland in de Aurich-silo, terwijl in Nederland het procédé Bertels bekend is. Deze methode is in uitvoering eveneens vrij kostbaar.
Dewez.