terrein, voor den spoorwegdienst bestemd, hoofdzakelijk voorzien van sporen, die onderling door wissels zijn verbonden, om daarop treinen of treindeelen te verplaatsen. Er zijn een of twee doorloopende hoofdsporen, naar gelang het gelegen is in een enkel- of dubbelsporig baanvak.
Naast deze hoofdsporen liggen evenwijdige zijsporen. Een zijspoor, aan een einde door een wissel aan een aangrenzend spoor verbonden en aan het andere eind begrensd door een stootbok, heet kopspoor.
Een serie wissels achter elkaar heet wisselstraat. Op een goederenemplacement worden goederen geladen, gelost en gesorteerd; op de zijsporen (rangeersporen) worden de rangeerbewegingen uitgevoerd, noodig voor het uit elkander halen en samenstellen der goederentreinen.v. Berckel.