1° stad in het Pruisisch regeeringsdistrict Dusseldorf (Rijnprovincie); ca. 14.000 inw., bijna allen Kath. E. ligt aan den Beneden-Rijn, 5 km van de Ned. grens, aan de lijnen Keulen—Arnhem, E.—Wesel en E.—Doetinchem; aanlegplaats van de Rijnbooten, motorveer naar linker Rijnoever en tramverbinding met Kleef en Wezel.
De stad draagt een Ned. karakter (oude gevelhuizen). Van de gebouwen zijn noemenswaard de Gotische Aldegundiskerk (1483) met 91 m hoogen toren; de Romaansche munster- of Martinikerk, met oudste deelen (koor met krypte) uit 12e eeuw, het overige uit 15e eeuw; raadhuis (1417).
Verwerking van olie en vetten, levens- en genotmiddelen-, machine-industrie, papier-, leer- en borstelfabricatie. Lips.
2° Naam van de stiftschool van het tot op S. Willibrord terug te voeren Martinsstift. Met steun van graaf Moritz van Spiegelberg, proost van E. en domheer van Keulen (✝ 1483), een der ijverigste bevorderaars der Humanistische richting, stichtten de Broeders van het Gemeene Leven in Deventer, die reeds in 1419 een zusterhuis te E. hadden doen verrijzen, in 1467 een broederhuis in E., dat nauw met de stiftschool werd verbonden. In 1504 kreeg de stiftschool een nieuw gebouw. Leiders ervan waren o.a. Alexander Hegius en Matthias Bredenbach (1525—1529), onder wiens leiding het aantal leerlingen het hoogtepunt (2.000) bereikte. De school onderscheidde zich door strenge tucht en goed onderwijs. Ook door vreemdelingen werd zij bezocht, o.a. Joh. Butzbach van Miltenberg (1498). Door het oprichten van nieuwe scholen en seminaries, door de godsdienstige twisten en oorlogen liep het aantal leerlingen der school in 1590 tot op 50 terug. In 1592 werd zij door de Jezuïeten te Keulen overgenomen en naar hun systeem hervormd.
De school en het klooster der Kruisheeren, in 1483 met goedkeuring en steun van het Martinsstift gesticht, werden door het decreet van Napoleon 14 Nov. 1811 opgeheven en in 1839 weer als Rijks-Kath. Gymnasium heropend. Feugen.