ook grauwe wormen of hamels genoemd, zijn de pootlooze, grauwgele larven van de langpootmuggen (Tipulidae). Deze muggen (1½ —2 cm) hebben lange pooten en steken niet.
Van eenige soorten zijn de larven voor den landbouw zeer schadelijk door het vreten aan grassen en andere gewassen; vooral op lage weiden en gescheurd gras- en klaverland. De mug van Tipula paludosa Mgn., de meest schadelijke in deze streken, legt einde Aug. haar eitjes.
De daaruit in Sept. voortgekomen e. leven oppervlakkig in den grond; na eenige vervellingen zijn ze volwassen (3 ½— 4 cm lang) en daarna verpoppen zij zich eveneens in den bodem (Juli-Aug.).Bestrijding kan o.a. geschieden door het uitstrooien van een mengsel van zemelen en Parijsch groen en wel op zoele voorjaarsdagen. De e. komen dan namelijk ’s nachts boven den grond om van stengeltjes en bladeren te vreten.
L i t.: W. H. de Jong, Een studie over emelten en hare bestrijding (Meded. nr. 42 v. d. Plantziektenkundigen Dienst Wageningen, 1925)’; Rostrup en Thomsen, Die tierischen Schädlinge des Ackerbaues (Berlijn 1931, 246).
J. Goossens.