formeele rechtshandeling, waarbij de festuca (Lat., = staf, stok, twijg) een symbolische functie vervulde. De festuca duidt aan, dat iemand macht (beschikkingsrechten) beweert te hebben ten aanzien van een zaak, resp. dat hij zoodanige macht overdraagt (afstaat) aan een ander.
Gaius (4.16) spreekt over de festuca in het Rom. recht: de eischende partij in een geding stelt eigenaresse te zijn van een zaak (rei vindicatio), terwijl de gedaagde partij harerzijds eigendomsrecht kan beweren (contra vindicatio). Terwijl de partij plechtig verklaart eigenaresse te zijn, raakt ze de zaak, over wier eigendom het geding loopt, aan met de festuca (vindicta).
In de rechtsgeschiedenis der middeleeuwen en later wordt de festuca gebruikt ter symbolische aanduiding, dat men de macht over een zaak overdraagt aan een ander. Dit is de e., waarbij dan de festuca overgereikt wordt aan den rechtverkrijgende (stoklegging, halmgoeding, halmwerping).De formaliteit bestond ook wel in het overgeven van een halm, van een graszode.
Lit.: F. a Sande, Commentatio in consuetudinem Gelriae de effestucatione (cf. J. en F. a Sande, Opera omnia ed. 1674); L. Goris, Adversariorum iuris subcisivorum ad lucem consuetudinis Gelriae et Zutphaniae tractatus (ed. 1651); Nijhoff, Gedenkwaardigheden (I). Hermesdorf.