(Ned. Bel. recht).
Aan ➝ zegelrecht zijn onderworpen: a) aandeelen in premieleeningen, recht 1 gld. per 100 gld.;
b) buitenlandsche effecten, recht 80 ct. per 100 gld. plus 100 opcenten; voor aandeelen in buitenl. maatschappijen wordt dit recht verhoogd tot 1 gld. per 100 gld., plus 80 opcenten;
c) alle andere effecten, 60 ct. per 100 gld.; voor pandbrieven kan dit recht onder bepaalde voorwaarden worden verminderd tot 25 ct. per 100 gld.; aandeelbewijzen van in Ned. gevestigde N.V.’s e.d. zijn belast met ➝ registratierecht en zijn vrij van dit zegelrecht. Het recht wordt berekend over het (nominale) kapitaal in het effect uitgedrukt of dat uit de gegevens in het stuk blijkt. Voor buitenl. effecten strekt echter de op de in art. 60a Zegelwet aangegeven wijze te bepalen verkoopwaarde tot grondslag voor de berekening van het recht. Vrijgesteld zijn behalve bovenbedoelde aandeelbewijzen: de ten laste van het Rijk of zijn koloniën uitgegeven effecten; coupons, dividendbewijzen en talons. Niet van zegelrecht vrijgestelde stukken zijn niet leverbaar, vóórdat zij behoorlijk zijn gezegeld. Overigens wordt verwezen (o.a. voor het vaste recht van winstbewijzen e.d.) naar hfst. VIII van de Zegelwet 1917. Van dit effectenzegel onderscheide men wel de ➝ beursbelasting.
M. Smeets.