Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Douwes Dekker

betekenis & definitie

Eduard, pseudoniem Multatuli, Ned. prozaschrijver. * 2 Maart 1820 te Amsterdam uit Doopsgezinde Friesche ouders, ✝ 19 Febr. 1887 te Nieder-Ingelheim. In 1838 ging hij naar Indië, waar hij snel carrière maakte.

Zijn gevoelige natuur dreef hem naar de Katholieke Kerk: 28 Aug. 1841 werd hij in de Moederkerk opgenomen, doch hij viel spoedig weer af en werd volslagen vrijdenker. Ontactisch optreden in moeilijke kwesties, waarin ook aan zijn kant veel gelijk was, verdreef hem in 1856 uit Indië.

Terug in Holland trachtte hij van schrijversarbeid te leven; zijn eerzucht en grootheidswaan echter bedierven de pogingen tot rehabilitatie ten volle. In 1859 schreef hij te Brussel zijn hoofdwerk: Max Havelaar of de Koffy-veilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij, dat een felle, goeddeels gerechtvaardigde aanklacht was tegen de politiek der regeering ten opzichte van de Inlanders.

Ook om den stijl sloeg het boek hevig in: een vlijmscherpe toon, groote spontaneïteit van zegging en scherpe geestigheid, die het boek kenmerkten, waren hier geheel nieuw. Hij schreef verder: Minnebrieven; Ideeën, waarin rake en ware naast dolzinnige, oppervlakkige en fel anti-godsdienstige opmerkingen over politiek en godsdienst, onderwijs en kunst bijeenstaan; er tusschen door verspreid staat de geschiedenis van Woutertje Pieterse, de levensgang van een gevoelige kinderziel; verder Millioenen-studiën, Duizend-en-eenige specialiteiten.

Na zijn dood werden zijn brieven uitgegeven (door zijn tweede vrouw, mevr. D.

D. geb. Haminck Schepel).

Aleid (een tooneelfragment). Zijn groote tooneelwerk Vorstenschool schreef hij in zijn Ideeën (4e bundel).De beteekenis van Multatuli ligt juist daar, waar hij het niet gewenscht had, nl. in den vorm zijner geschriften; desondanks heeft hij met zijn oppervlakkige ideeën vele niet tot oordeelen bevoegde jonge menschen meegesleept door zijn enthousiast idealisme en heeft hij in Nederland de platte anti-godsdienstige mentaliteit gekweekt, waarom de vrijdenkers hem als hun leider beschouwen.

Lit.: Een volledige bibliographie gaf Louis D. Petit in samenwerking met A. S. Kok, in Multatuliana (1908), later aangevuld door Engelberts, in De Ned. Spectator (1905, 1904); een lijst van wat over D. D. geschreven werd, in Ter gedachtenis aan Multatuli (uitg.

De Dageraad 1892); een scherpe karakteristiek schreef J. B. Meerkerk, Multatuli (*1912); van Katholieke zijde verscheen een uitstekende beoordeeling door H. Padberg, Multatuli (1920). Piet Visser.

< >