is, in ruimeren zin, een droge, meerzadige, openspringende, ware vrucht, die uit één of meer vruchtbladen gevormd kan zijn. Verschillende soorten van doosvruchten zijn de kokervrucht, de peulvrucht, beide uit één vruchtblad gevormd, de hauw en het hauwtje, beide uit twee vruchtbladen gevormd en in twee hokken verdeeld door een valsch tusschenschot, en de ware doosvrucht (capsula), die meestal uit meer dan twee vruchtbladen is opgebouwd en die op verschillende wijzen kan openspringen: met kleppen, bijv. viooltje, met tanden, bijv. sleutelbloem, met spleten, bijv.
Orchis, met poriën, bijv. klaproos, of met een deksel, bijv. guichelheil. Indien de ware d. uit twee vruchtbladen gevormd is, dan is zij nooit door een valsch tusschenschot in twee hokken verdeeld. → Vrucht. Melsen.