(Fr.: danse macabre; Mnl.: makkabeusdans) is de dans van dooden met levenden, meestal zooals hij voorgesteld is in de beeldende kunst. Voorstelling ontstond in de laatste helft der 14e eeuw.
Ten deele een verdere ontwikkeling van het thema: „De Ontmoeting der 3 levenden en 3 dooden”, waarin de dooden aan drie op jacht zijnde mannen onthullen, wat na den dood van hun lichaam worden zal; ten deele een weergave van een kerkelijk zedenspel, een reidans der dooden, voorafgegaan door een predikatie over den dood. Door dezen d. evenals door bovengenoemde „Ontmoeting” wordt het plotseling en onafwendbaar levenseinde gesymboliseerd.
De Doode, aanvankelijk als uitgedroogde mummie, later als geraamte voorgesteld, voert menschen van allen stand met zich mee, weg van het wereldtooneel: paus en keizer, monnik en edelman, pastoor en boer, enz. Later verloor de voorstelling haar waardigheid en strengheid en kreeg het karakter van een ruwen, potsierlijken springdans.Oudste d., die bekend is, doch verloren raakte, in het kerkhof der Franciscanerkerk „aux Innocents” te Parijs (ong. 1425); oudste voorbeeld, dat bewaard bleef: te Kermaria in Bretagne (ong. 1450, fresco) en in La Chaise Dieu (ong. 1470, fresco). Spoedig verspreid over N.W. en Z.
Europa. Veel verspreide en meer uitgebreide serie houtsneden „Bilder des Todes” van Hans Holbein (1538) en in den nieuweren tijd van Rethel (1848, met politieke tint: de Dood als de Roode Republiek). Nuances op overgeleverd gegeven in de prenten van „Het Schouwtooneel des Doods” (Amsterdam 1726). Doodendans niet te verwisselen met den Ital. „Triomf van den dood”. Zie afb. in kol. 249 t/m 258. Knipping.
L i t. : K. Künstle, Die Legende der drei Lebenden und der drei Toten und der Totentanz (Freiburgi.B.1908).