(Lat. dispositio = voorbeschiktheid),
1° in de geneesk. de aangeboren of verkregen aanleg tot bepaalde ziekten, afhankelijk van lichaamsgesteldheid, geslacht, ras, leeftijd en omgeving.
2° In de experim. psychologie: een aangeboren of door herhaling verworven geschiktheid tot het verrichten van handelingen of tot bepaalde gevoelens en instinctieve tendenzen, die door hun veelvuldig voorkomen de persoonlijkheid karakteriseeren.
3° In de economie verstaat men onder d. de beschikking over een bedrag of het bedrag zelve, waarover gedisponeerd wordt. Het nog ter dispositie staande bedrag van een toegestaan crediet vertegenwoordigt de dispositie-ruimte.
4° D. van een orgel is de term voor het bestek, dat orgelbouwers voor nieuwe of te herstellen orgels opmaken en waarin alle aanduidingen betreffende aantal spelen en hun karakter, materiaal, tractuur, balgen enz. nauwkeurig omschreven zijn.