Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Diploïde phase

betekenis & definitie

In planten met geslachtelijke voortplanting komen twee afwisselende phasen voor: de eene met het enkele chromosoomgetal n, of haploïde phase, de andere met het dubbele chromosoomgetal 2 n, of diploïde phase. Bij de mossen behoort de voorkiem of het protonema, evenals de mosplant zelf, tot de haploïde phase, terwijl het uit de bevruchte eicel ontstane sporogonium op de mosplant de diploïde phase vormt.

Het prothailium van de varens behoort nog geheel tot de haploïde phase, doch de eigenlijke varenplant zelf vormt de diploïde phase, terwijl de sporen, die aan de onderzijde van de bladeren ontstaan, dank zij het reductieproces, weer haploïd zijn. Bij de phanerogamen is de haploïde phase beperkt tot de cellen, die aan de → reductiedeeling hun ontstaan te danken hebben; de bevruchting van de haploïde eicel door de haploïde pollenkorrel maakt de ontwikkeling mogelijk van het zaad, dat, met de er uit opgroeiende plant, de diploïde phase vormt. Dumon Díploïs Dubbel-omgeslagen zware mantel, waarvan het omgevouwen deel op borst en rug neerviel.

De d. werd door de Romeinsche vrouwen gedragen; ook door de Cynische wijsgeeren, in plaats van → chiton en → chlamys.

< >