Deventer (pers.) - 1° Conrad Theodor van, een van de meest markante figuren in de Nederlandsche koloniale politiek der laatste decenniën, voorvechter van de zgn. ethische politiek; * 1857 te Dordrecht, ✝ 1915 te Den Haag. In 1879 promoveerde hij te Leiden in de rechtsgeleerdheid op een proefschrift „Zijn naar de grondwet onze koloniën deelen des rijks?”.
Tot 1885 maakte hij daarop in Indië deel uit van de rechterlijke macht, terwijl hij van 1885 tot 1897 advocaat was te Semarang. In 1897 keerde hij naar Nederland terug, waar hij al spoedig groot opzien baarde door zijn veelbesproken en veelgecritiseerde artikel in den Gids van 1899 „Een eereschuld”, waarin hij de stelling verdedigde, dat Nederland wegens de rijkdommen, die het aan Indië onttrokken en ten eigen bate aangewend had, den moreelen plicht had om dit bedrag te restitueeren in den vorm van beschikbaarstelling van kapitaal voor de geestelijke en stoffelijke ontwikkeling van den Indischen Archipel. Ofschoon de Nederlandsche regeering deze stelling nooit uitdrukkelijk aanvaard heeft, heeft zij er in afzonderlijke maatregelen wel vaak naar gehandeld, met name door de wijze, waarop zij kort daarna het onderwijs aan de inheemsche bevolking is gaan stimuleeren. Een tweede zeer belangrijke publicatie was zijn in opdracht van den minister van Koloniën geschreven en in 1904 gepubliceerde werk: „Een overzicht van den economischen toestand der inheemsche bevolking van Java en Madoera”, waarin hij tot de conclusie kwam, dat ten gevolge van de snelle bevolkingstoename de welvaart per hoofd van de bevolking op Java en Madoera geleidelijk verminderde, ondanks alle regeeringsmaatregelen ter verhooging van die welvaart. Détails van deze studie zijn door de critiek gecorrigeerd, maar niettemin moet ook aan dit werk een groote invloed toegeschreven worden op het gebied der koloniale politiek.
Voorts is de naam van v. D. verbonden aan de scholen voor Inheemsche meisjes in Indië (Van Deventer-scholen), opgericht op grond van de overtuiging, dat blijvende sociale vooruitgang op Java niet te bereiken zou zijn zonder bijzondere verzorging van de opvoeding der meisjes, daar immers overdracht van cultuurbezit in den boezem der familie onmogelijk is zonder actieve medewerking van de moeder. Van Deventer is van 1905—1909 lid van de Tweede Kamer geweest, van 1911—1913 lid van de Eerste Kamer, en vanaf 1913 tot zijn dood opnieuw lid van de Tweede Kamer. Na zijn dood heeft zijn echtgenoote, die in zijn werk steeds een levendig aandeel gehad heeft, zijn werk in zoo groot mogelijken omvang voortgezet. Berg.
2° Hendrik van, de bekendste Nederlandsche verloskundige; * 1651 te Den Haag, ✝ 1724 te Voorburg; was eerst goudsmid; ging in 1670 naar Duitschland en studeerde geneeskunde. Sedert 1675 te Wieuwerd (Friesland) arts en sedert 1679 aldaar ook verloskundige. Vond een orthopaedische behandeling van rhachitis uit en werd daardoor bekend en geëerd in Kopenhagen. Ging in 1694 naar Den Haag om daar de verloskunde te praktiseeren, werd dus eerst doctor.
Richtte in Voorburg een orthopaedische inrichting in. Grootste verloskundige van zijn tijd. Hij was de grondlegger van de leer van het vernauwde bekken. Ook voor het onderwijs der vroedvrouwen deed hij uitstekend werk. v. D. was Labadist.
Voorn, werken: Operationes chirurgicae etc. (1701); Dageraat der vroedvrouwen (1696). — Lit. : B. Wartena, Het leven van H. v. D. (1882). Schlichting.
3° Jacob van, Nederlandsch cartograaf; ✝ 1575; teekende de plattegronden van de Ned. steden ten behoeve van het Spaansche leger, in verband met eventueele belegeringen. Echter kwam hij er te laat mee klaar. Ze vormden drie deelen, waarvan er twee in Madrid bewaard bleven. Het tweede exemplaar, dat v. D. zelf hield, werd in 1859 verkocht; de kooper bood ze aan de diverse Prov.
Archieven aan, waar ze nu meestal berusten. R. Fruin verzorgde een nieuwe uitgave van dezen stedenatlas: Ned. Steden in de 16e eeuw (16 afl. 1916—1924).
v. Velthoven.