Dalarna - of Dalekarlië, Zweedsche provincie; opp. 29 148 km2, 260 000 inw. Om zijn centrale ligging en typisch Zweedsch karakter wordt D. genoemd het hart van Zweden.
Het N.W., Boven-Dalarna, is een deel van de hoogvlakte van Norrland en bereikt in de fjalls van het W. een hoogte van 1 200 m. De Dala-zandsteen en het Elfdalporfier maken het tot een eentonig veenen boschgebied. Alleen langs de Vesteren Österdalelf strekken zich smalle vruchtbare strooken tot ver naar het W. uit. Het centrum van Boven-D. is het bekken van het Siljan-meer, een ringvormige Siluurzöne om een onbewoond granietgebied. Het is een laag gelegen land met veel meren: Siljanmeer, Orsameer en Öre-sjö, en met betrekkelijk zacht klimaat. Dit oude cultuurland is nog altijd een typisch landbouwlandschap. Om de oude nederzettingen: Gagnef, Leksand, Raettvik, Mora, Orsa, liggen de akkers met rogge, gerst, haver, tarwe en voederbieten.
Ze leveren een opbrengst boven het Zweedsch gemiddelde. En verder liggen de kleine dorpen en de afzonderlijke hutten van de faebod, een sennebedrijf, maar hier gebonden aan de onvruchtbare moreenenen moerasgebieden. Hoewel minder dan elders in Zweden gaat deze seizoenmigratie ook hier achteruit en reeds zijn 40% van de oude agglomeraties verlaten. Boven-D. heeft verder een goed ontwikkelde huisind.: klokken, horloges, borduur- en schrijnwerk.
Er is ook seizoenmigratie naar de groote steden. Den laatsten tijd is het Siljan-bekken een centrum van winteren zomertoerisme geworden. De vrijheidslievende Dalekarliërs houden nog vast aan hun oude bonte kleederdrachten en hun oude dialecten, die van dorp tot dorp verschillen. De hoofdstad der provincie, Falun, ligt in Beneden-Dalama, een der meest actieve deelen van Bergslagen, met de industrie-centra Grangesberg, Ludvika, Falun en de steden van de midden Dalelf tusschen Domnarvet en Avesta.
Lit.: Roos, Dalarna (1918); Braun, Nordeuropa (1926). fr. Stanislaus