Dajaks - (zie de afb. bij art. → Borneo) is de naam, waarmee de Maleische kolonisten aan de kusten van Bomeo de in hun oogen onbeschaafde inlanders aanduiden, de bewoners van het binnenland van Bomeo vooral, die den invloed van de Maleische en de Javaansche beschaving nog evenmin hebben ondergaan als dien van den Islam. Het woord heeft in den mond van den kustbewoner uiteraard min of meer het karakter van een scheldwoord en het is dan ook geenszins te gebruiken als de aanduiding van een ethnische eenheid.
Een Dajaksch volk bestaat er evenmin als een Europeesche natie, en van Dajaksche cultuur kan men slechts spreken in dezenzelfden algemeenen zin, waarin men spreekt over Europeesche beschaving: men heeft daarbij nl. meestal de cultuur van een enkel volk uit het geheele complex op het oog en verdoezelt de tegenstellingen, die er in het complex zelf bestaan. Het binnenland van Borneo wordt bewoond door talrijke stammen, die zichzelven volstrekt niet als onderdeelen van één groot geheel beschouwen. Ten gevolge van de uiterst gebrekkige verkeersmiddelen in het nagenoeg ontoegankelijke binnenland van Borneo hebben deze stammen sinds eeuwen onderling zeer weinig contact met elkander gehad, waardoor er in Borneo tallooze talen gesproken schijnen te worden en men een groote verscheidenheid van cultuurvormen aantreft (→ Dajaksch). Het heeft weinig zin te trachten de gemeenschappelijke kenmerken van al die cultuurvormen hier op te sommen, omdat het beeld, dat men dan zou krijgen, geheel zou overeenkomen met bijv. een schets van de Bataksche cultuur of van de Toradja-beschaving. Voor de kenschetsing dezer cultuur, → Nederlandsch-Indië (onder: Ethnographie).
Lit: J. Mallinckrodt, Het Adatreeht van Borneo (1928); pater dr. B. Vroklage S. V. D., Die sozialen Verhaltnisse in Borneo (binnenkort te publiceeren dissertatie). Berg