Cylinderschuif - Schuif van cylindrischen vorm ter afsluiting van bijv. het riool van een schutsluis. De oudste vorm van c. is de boven en onder open, inwendig verstijfde, plaatijzeren cylinder, reikende tot boven den hoogsten waterstand, welke in het riool kan optreden (fig. 1).
De open c. heeft het nadeel, dat lucht wordt medegezogen, waardoor de werking van de schuif nadeelig wordt beïnvloed. Om dit tegen te gaan heeft men de schuif wel met een plaat afgedekt. Dit heeft echter het bezwaar, dat in den cylinder een luchtverdunning ontstaat, waardoor de schuif door luchtdruk wordt belast.
De c. behoeft slechts weinig te worden opgehaald om voldoende doorstroomingsprofiel voor het water vrij te maken. Men heeft daarom een anderen vorm van c. bedacht, waarbij de cylinder slechts zoo hoog is, als in verband met het vereischte doorstroomingsprofiel noodig is. Boven dezen beweegbaren cylinder is een vaste, van boven gesloten cylinder geplaatst, waarin bij het openen van de schuif de beweegbare cylinder wordt opgetrokken (fig. 2). Eenvoudiger is de lage beweegbare cylinder af te sluiten door middel van een vaste plaat, bevestigd op de as, waarlangs de cylinder zich beweegt (fig. 3 en 4). Deze vorm van c. is toegepast bij de sluizen van het Juliana-kanaal. Egelie