Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Creosoteeren

betekenis & definitie

Creosoteeren - noemt men het conserveeren van hout (de zgn. houtbewerking) door middel van → creosootolie. Dit kan geschieden door: 1° oppervlakkige bewerking: bestrijken met creosootolie, waarbij de vloeistof tot geringe diepte indringt, ook al is het hout tevoren goed gedroogd. 2° Inpersen in ketels, waarin het op maat bewerkte hout gedurende minstens 1 uur met stoom van 1 à 2 at uitgestoomd wordt.

Vervolgens wordt zoowel de gecondenseerde als de droge stoom afgelaten en in den bereidingsketel een luchtverdunning gemaakt en gedurende ten minste een half uur onderhouden tot 0,2 at, waarna de in den ketel aanwezige vloeistoffen worden afgetapt. Dan wordt de voor het c. te bezigen olie, die een s.g. van minstens 1,05 en hoogstens 1,08 moet hebben (bij 15° C) en een gehalte van minstens 8% aan teerzuren, tot ruim 60° C verwarmd en in den ketel gebracht, waar zij gedurende de bewerking op die temperatuur wordt gehouden. Per m3 hout moet, volgens de Alg. (Waterstaats-) Voorschriften, een van de houtsoort afhankelijke hoeveelheid creosootolie ingeperst worden en wel voor grenen- en beukenhout 200 l, dennen- en vurenhout 175 l, eikenhout 125 l. Het inpersen van de creosootolie geschiedt onder een druk van 8 tot 10 at. Nadat de vereischte hoeveelheid olie in het hout gedrongen is, laat men den druk in den ketel vanzelf afloopen en opent men de kranen eerst, als de overdruk geheel verdwenen is.

Behalve de bovenvermelde methode, welke een groote hoeveelheid olie per m3 hout vereischt, wordt ook wel de zgn. „spaarmethode” toegepast, waarbij men als volgt te werk gaat. Nadat het hout in den ketel gebracht is, wordt de lucht hierin onder een druk van1½ à 4 at gebracht, waarna de creosootolie in den ketel geperst wordt en de druk wordt opgevoerd tot 5 à 7 at. De olie kan nu evenwel, wegens den in de houtcellen heerschenden druk, niet geheel daarin doordringen en als de druk wordt afgelaten, wordt zij ten deele door de samengeperste lucht weer naar buiten gedreven, temeer daar door het wegzuigen van de lucht uit den ketel een vacuum wordt veroorzaakt. Het gevolg is, dat slechts de celwanden met olie worden gedrenkt en dus een minimale hoeveelheid olie in het hout achterblijft.

P. Bongaerts.

< >