Cowper - William, Engelsch dichter; * 1731, ✝ 1800. Zoon van Anglicaansch geestelijke; advocaat te Londen in 1754.
Wijdde zich met meer liefde aan literatuur dan aan wetten en cliënten; en had toen reeds aanvallen van ziekelijke melancholie; zenuwspanning was hem onverdragelijk, en meer dan eens deed hij zelfmoordpogingen. Verpleegd in een krankzinnigengesticht in 1763, ontslagen als gedeeltelijk genezen in 1765, vestigde hij zich in een landelijke omgeving te Huntingdon, waar een Anglicaansch geestelijke Morlin Unwin hem, gedeeltelijk uit liefdadigheid, opnam in zijn eigen gezin. Na diens dood in 1767 betrok de weduwe een woning te Olney in Buckinghamshire in de nabijheid van den door haar zeer vereerden Evangelischen geestelijke, John Newton, en nam haar patiënt C. mee. Deze gaf zich geheel aan godsdienstoefeningen en werken van liefdadigheid en vervaardigde vrome godsdienstige liederen, totdat hij na een nieuwen aanval van volslagen krankzinnigheid in 1773 verkwikking voor zijn geest zocht in lichten tuinarbeid en het schrijven van speelsche gedichten. Omstreeks 1780 werd zijn geest geheel helder en begon zijn vruchtbaarste en zuiverste dichterlijke periode. Uit dezen tijd dateeren o.a. John Gilpin, The Task, een vertaling van Homerus en vele kleine gedichten, die tot de innigste lyriek en de zuiverste natuurpoëzie der 18e eeuw behooren.
In 1786 verhuisde hij met de wed. Unwin van Olney naar het nabijgelegen dorp Weston. Hier verviel hij in 1787 opnieuw in krankzinnigheid, waarvan hij na een half jaar wel gedeeltelijk, maar nooit meer geheel herstelde. Tot overmaat van ramp braken de krachten van de wed.
Unwin: sedert 1791 had zij meerdere aanvallen van beroerte en stierf in 1796. Haar taak werd gedeeltelijk overgenomen door een man met dichterlijke bedoelingen, William Hayley. Sedert 1787 kon C. minder dan ooit voor zich zelven zorgen, maar in zijn heldere oogenblikken gaf hij in Engelsche poëzie de meest ontroerende uiting aan zijn gevoel van hulpelooze ellende: To Mary (1793), The Castaway (één jaar voor zijn dood).
De brieven van C. aan zijn vrienden en kennissen behooren tot de beste, levendigste, vriendelijkste brieven, die ooit geschreven zijn. Daarin geeft hij zich zooals hij is met al zijn gevoeligheid, zijn hartelijke mededeelzaamheid, zijn gezond oordeel, zijn vriendelijke spotternij en zijn deelname in alle huiselijke gebeurtenissen. C. was bijna levenslang invalide, maar hij klaagde nooit en bleef altijd vrij van het gewone egoïsme der invaliden. Hij is de zieligste, maar ook een der beminnelijkste eenvoudige karakters in de geschiedenis der Engelsche dichtkunst.
Uitg. v. werken: Miliord (1911); Brieven, door T. Wright (4 dln. 1904); Lucas (1911); Frazer (2 dln. 1912).
Lit.: biogr. door Lord David Cecil (1929).
Pompen.