Competentie of bevoegdheid (recht) - I.Algemeen is c. het vermogen, dat door de wet aan een rechter wordt toegekend, om van een zaak kennis te nemen en daarover een vonnis uit te spreken. Men onderscheidt:
1° absolute c. (of c. ratione materiae), die bepaald wordt door den aard van de zaak, en die dezelfde is voor alle rechtbanken van dezelfde categorie: aldus behooren de strafzaken tot de bevoegdheid van de strafrechtbanken, en wel, volgens de zwaarte van het geval, tot de bevoegdheid van den kantonrechter of van de arrondissementsrechtbank in Nederland; van den politierechter, de correctioneele rechtbank of het Hof van Assisen in België; zoo nog behooren de burgerlijke zaken tot de bevoegdheid van de burgerlijke rechtbanken: den kantonrechter, of de arrondissementsrechtbank in Nederland; den vrederechter, de rechtbank van den eersten aanleg, de rechtbank van koophandel of den werkrechtersraad in België.
2° C. in hooger beroep, die, naar omstandigheden, in Nederland behoort aan de arrondissementsrechtbank of aan het Gerechtshof; in België aan de rechtbank van eersten aanleg of aan het Hof van Beroep.
3° Relatieve c. (of c. ratione loci), die onder de rechters van eenzelfde categorie een keus oplegt, volgens sommige elementen, welke tusschen de zaak en het rechtgebied van een bepaalden rechter een zeker verband doen ontstaan, zooals bijv. de woonplaats van den verweerder of den verdachte, de ligging van de betwiste goederen, de plaats waar de verbintenis werd aangegaan of het misdrijf gepleegd, enz.
Over het algemeen behoort in burgerlijke zaken de absolute c. tot de openbare orde; de relatieve c. meestal niet, zoodat van de wettelijke regelen, wat deze laatste betreft, door partijen mag worden afgeweken.
Stoop / V. Dievoet. II. Nederland).
A) C. van den burgerlijken rechter. Deze wordt algemeen omschreven in art. 154 G. W.: „Alle twistgedingen over eigendom of daaruit voortspruitende rechten, over schuldvordering en andere burgerlijke rechten behooren bij uitsluiting tot de kennisneming der rechterlijke macht.” De bevoegdheid der respectieve organen der rechterlijke macht vindt men nader geregeld in de wet op de Rechterlijke organisatie (R. O.) en in het W. v. Burg. rechtsvordering.
1° Absolute c. der verschillende rechterlijke organen. Tot de c. der kantongerechten behooren: alle rechtsvorderingen, die niet meer dan 200 gld. beloopen, als ook de 200 gld. niet te boven gaande gedeelten van grootere vorderingen, mits de rechtstitel niet wordt betwist. Verder behooren o.m. tot de c. van den kantonrechter alle rechtsvorderingen uit arbeidscontract (uitgezonderd het schepelingencontract, waarvoor een afzonderlijke regeling geldt); rechtsvorderingen tot ontruiming van woningen, pakhuizen e.d., indien de huurder geen schriftelijk huurcontract te berde brengt, en tot de ontruiming van landelijke eigendommen, mits de bedongen huur 200 gld. per jaar niet te boven gaat. Ten slotte moet nog vermeld worden, dat de kantonrechter verplicht is, kennis te nemen van alle rechtsvorderingen, indien partijen zelf de zaak bij hem wenschen aan te brengen. Van de beslissingen van den kantonrechter is in het algemeen appèl mogelijk op de rechtbank. Over rechtsvorderingen, waarvan het bedrag 60 gld. niet te boven gaat, oordeelt hij echter in hoogste ressort (vgl. art. 38—43 R. O.).
Tot de c. der arr.-rechtbanken behooren alle rechtsvorderingen, ten aanzien waarvan de wet niet een ander rechterlijk orgaan (kantonrechter, Hof of Hoogen Raad) bevoegd heeft verklaard. Van de beslissingen der rechtbank is in het algemeen appèl mogelijk op het Gerechtshof. Geen appèl staat open van de beslissingen der rechtbank a) over ➝ jurisdictiegeschillen tusschen kantongerechten van haar rechtsgebied; b) over rechtsvorderingen, waarvan het bedrag 400 gld. niet te boven gaat; c) over alle door den kantonrechter gewezen vonnissen, waarvan bij haar geappelleerd wordt (vgl. art. 53—55 R. O.).
De Gerechtshoven oordeelen in eersten aanleg en hoogste ressort: a) over de zaken, welke de partijen, met voorbijgaan van de rechtbank, onmiddellijk bij dezelve aangebracht hebben (zgn. prorogatie); b) over jurisdictiegeschillen tusschen rechtbanken of tusschen kantongerechten in verschillende arrondissementen binnen hun rechtsgebied. Ten slotte zijn zij bevoegd, om in hooger beroep te beslissen over alle voor appèl vatbare vonnissen der rechtbanken (vgl. art. 65—69 R. O.).
De Hooge Raad beslist in eerste instantie over alle jurisdictiegeschillen, t.o. waarvan geen ander rechterlijk orgaan is bevoegd verklaard, en over geschillen in zaken van prijzen en buit, in tijden van oorlog door oorlogsschepen e.d. gemaakt. De belangrijkste bevoegdheid van den H. R. betreft echter zijn controle op naleving en juiste toepassing der wetten door de lagere rechterlijke instanties. Te dien einde is hij bevoegd de door deze instanties gewezen vonnissen te casseeren (➝Cassatie; vgl. art. 88—91 R. O.).
2° Relatieve c. Hiervan bevat het W. v. Burg. rechtsvordering een gedetailleerde regeling, waarvan hier slechts de hoofdlijnen kunnen vermeld worden; te weten, dat in zaken, die zuiver personeel zijn, of op roerend goed betrekking hebben, bevoegd is de rechter (kantonrechter of rechtbank), binnen wiens rechtsgebied gedaagde zijn woonplaats heeft, terwijl in zaken betreffende onroerend goed bevoegd is de rechter, binnen wiens rechtsgebied dit goed gelegen is.
B) C. van den strafrechter.
1° Absolute c. De kantonrechter is in het algemeen bevoegd, om te oordeelen over overtredingen alsook over het misdrijf van ➝ strooperij. Van zijn vonnissen is appèl mogelijk op de arr.-rechtbank, tenzij op het bereikte delict geen andere straf dan een geldboete van ten hoogste 25 gld. gesteld is.
Tot de bevoegdheid van de rechtbank behooren alle misdrijven, benevens de overtredingen van landlooperij, bedelarij en het als souteneur voordeel trekken uit de ontucht eener vrouw, alsmede de overtredingen der belastingwetten. Van hare vonnissen is appèl mogelijk op het Gerechtshof, met uitzondering van de vonnissen, in zake overtredingen gewezen tegen personen, die den leeftijd van 18 jaar bereikt hebben.
Het Gerechtshof is in strafzaken slechts bevoegd, om in hooger beroep te oordeelen over alle door de rechtbank in eerste instantie gewezen vonnissen, die voor appèl vatbaar zijn (vgl. art. 68 R. O.).
De Hooge Raad is bevoegd om in eerste instantie te oordeelen: a) over ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen, begaan door de leden der Staten-generaal, de hoofden der ministerieele departementen, de gouvemeurs-generaal, de leden van den Raad van State en de commissarissen der koningin in de provinciën; b) over zeeroof, kaapvaart.
Verder is, ook in strafzaken, de hoofdbevoegdheid van den H. R. die van cassatie van de door de lagere rechterlijke instanties gewezen vonnissen en arresten (vgl. art. 92 R. O.).
2° Relatieve competentie. Tot bestraffing van een strafbaar feit is bevoegd, zoowel het rechterlijk orgaan, binnen welks gebied a) het feit begaan is, als het orgaan, binnen welks gebied de verdachte b) woont, c) zich bevindt, of d) zijn laatste woonplaats gehad heeft. Bij vervolging van eenzelfde strafbaar feit door meerdere rechterlijke organen zal uitsluitend dat orgaan tot vervolging bevoegd zijn, dat in deze regeling het eerste genoemd is.
Stoop.
III België).
A) C. van den burgerlijken rechter.
1° Absolute c. Krachtens de Grondwet behooren alle geschillen over burgerlijke rechten bij uitsluiting tot de kennisneming van den rechter (art. 92; zie ook 93). De bevoegdheid van de verschillende organen der rechterlijke macht wordt nader omschreven in de meermaals gewijzigde wet op de bevoegdheid in burg. zaken van 25 Maart 1876. De rechtbank van eersten aanleg is bevoegd, om kennis te nemen van alle geschillen, waarvan de wet de kennisneming niet aan andere rechters heeft opgedragen, d.i. de burgerlijke zaken, die een zeker bedrag bereiken; ook het verleenen van het ➝ exequatur voor buitenlandsche rechterlijke beslissingen ligt in haar bevoegdheid.
De vrederechter doet uitspraak in alle burgerlijke geschillen, die een zeker, tamelijk gering bedrag niet te boven gaan (dit bedrag werd meermaals gewijzigd) en bovendien, welk het bedrag van den eisch ook zijn mag, in een reeks zaken, waarvoor de wet hem het meest bevoegd acht: huur- en pachtzaken, bezitvorderingen, vorderingen tot levensonderhoud, sommige verplichtingen van de eigenaars van naburige erven ten opzichte van elkaar, sommige wettelijke erfdienstbaarheden; de vorderingen tot vergoeding van arbeidsongevallen, tot vergoeding van schade, aangericht aan de oppervlakte door de exploitatie van de koolmijnen, tot vergoeding van de schade, aangericht aan de veldvruchten, namelijk door konijnen, enz.
De rechtbank van koophandel neemt kennis van alle geschillen betreffende daden van koophandel en enkele daarmede gelijkgestelde gevallen.
De werkrechtersraad doet uitspraak over de rechtsgeschillen, waartoe de uitvoering van een arbeidsovereenkomst aanleiding geeft, uitgenomen de vergoeding van arbeidsongevallen; de werkrechtersraad bestaat niet overal, en, waar hij ontbreekt, oordeelt over die vragen de gewone rechter.
2° Hooger beroep. De vonnissen van den vrederechter, wanneer de eisch eenig belang heeft, kunnen in hooger beroep bestreden worden voor de rechtbank van eersten aanleg; de vonnissen van de rechtbank van eersten aanleg en die van de rechtbank van koophandel, in eerste ressort gewezen, zijn vatbaar voor hooger beroep bij het Hof van Beroep. De vonnissen van den werkrechtersraad, wanneer de eisch een zekere waarde overschrijdt, voor den Hoogeren Werkrechtersraad.
3° Relatieve c. In principe is de rechter bevoegd, binnen wiens gebied de verweerder zijn woonplaats heeft. Geldt het roerende zaken, dan kan ook worden gedagvaard voor den rechter van de plaats, waar de verbintenis werd aangegaan, werd uitgevoerd, of moet worden uitgevoerd. Voor verzekeringszaken is bevoegd de rechter van den verzekerde. Zijn verder, naar omstandigheden, bevoegd de rechters van de plaats, waar de betwiste onroerende goederen gelegen zijn, waar de vennootschap haar zetel heeft, waar de erfenis is opengevallen, waar het faillissement werd uitgesproken; de rechter, die kennis neemt van den hoofdeisch, voor de incidenteele vragen en vorderingen; de rechter van de plaats, voor de tenuitvoerlegging van vonnissen, enz.
4° Het Hof van Verbreking neemt kennis van de vragen tot ➝ cassatie; de gerechtsregeling, in geval van competentieconflieten; de vragen van verwijzing naar een anderen rechter, wanneer de openbare orde of een gegrond vermoeden van partijdigheid zulks noodig maakt; het verhaal tegen rechters; de vorderingen ingesteld tegen ministers wegens daden van hun ambt.
De regeling van de bevoegdheid in burg. zaken in het Belg. recht is ingewikkeld, en er wordt aangedrongen op vereenvoudiging. Ten deele verzet zich daartegen de Grondwet, die bijv. uitdrukkelijk het bestaan van rechtbanken van koophandel voorziet.
V. Dievoet. B) C. van den strafrechter. In strafzaken zijn de regelen nopens de c. altijd van openbare orde. De onbevoegdheid van de rechtbank mag dus in eiken stand van het geding ingeroepen worden, zelfs voor de eerste maal in verbreking. Partijen kunnen niet verzaken aan de toepassing der regelen nopens de c.
De bevoegdheid der strafrechtbanken wordt bepaald: 1° door den aard van het misdrijf (ratione materiae). De rechtbank van politie neemt kennis van de overtredingen; de correctionneele rechtbank oordeelt in eersten aanleg over de ➝ wanbedrijven; in tweeden en laatsten aanleg over de overtredingen; het Hof van Beroep doet uitspraak in tweeden en laatsten aanleg over de wanbedrijven; het Hof van ➝ Assisen neemt kennis in eersten en laatsten aanleg van de misdaden, de politieke misdrijven en de persmisdrijven.
2° Door de hoedanigheid van den persoon van den misdadiger (ratione personae): Het Hof van Verbreking beoordeelt, bij uitsluiting van alle andere rechtsprekende colleges, de misdaden en wanbedrijven door ministers gepleegd; het Hof van Beroep is alleen bevoegd om kennis te nemen van de wanbedrijven, door magistraten gepleegd; van de wanbedrijven, gepleegd door rechters bij de rechtbank van Koophandel in de uitoefening van hun ambt; van de wanbedrijven, gepleegd door de officieren van de rechterlijke politie in de uitvoering van hun ambt. De militaire rechtbanken zijn uitsluitend bevoegd, om de misdaden en wanbedrijven, door militairen gepleegd, te vonnissen. De kinderrechtbanken nemen kennis van de misdrijven, gepleegd door kinderen, die den vollen leeftijd van 16 jaren niet bereikt hebben.
3° Door de plaats, waar het misdrijf gepleegd werd (ratione loci). Voor misdaden en wanbedrijven kunnen drie rechtsprekende colleges gelijktijdig bevoegd zijn: dit van de plaats, waar het misdrijf gepleegd werd: dit van de plaats, waar de dader verblijft; dit van de plaats, waar de dader wordt aangetroffen. In zake overtredingen is alleen bevoegd de rechtbank van de plaats, waar het feit gepleegd werd.
Collin. IV. Competentie is in het Kerkelijk Recht).
1° in het algemeen: macht of bevoegdheid van een persoon of zedelijk lichaam in een te beslissen zaak. Opdat er niet tegen den wil van den wetgever gehandeld worde en geschillen vermeden worden, is het noodig te bepalen, hoever de bevoegdheid van een persoon of zedelijk lichaam zich uitstrekt, als zij beslissingen kunnen nemen onafhankelijk van den wetgever. Daarom is in den C.I.C. uitdrukkelijk omschreven, welke de c. is van iedere Romeinsche Congregatie, van de Rechtbanken en Bureelen van den H. Stoel (can. 246—264). In can. 245 wordt bepaald, dat in geval van geschil over de c. tusschen genoemde lichamen, een telken male door den paus te benoemen kardinaalscommissie het geschil zal beslechten. De c. is vooral van belang in de rechtspraak.
De C.I.C. geeft (can. 1560—1568) de algemeene regels over de bevoegdheid der rechters. Algemeenste regel is: die rechter heeft c., waar de persoon of zaak zich bevindt of waar het misdrijf gepleegd is. Can. 1610—1612 zeggen, wat te doen staat in geval van geschil of gerechtelijke tegenwerping. Wie c. heeft in huwelijkszaken, wordt bepaald door can. 1960—1964. In processen voor heiligverklaring is alléén competent de H. Congregatie der Riten, uitgenomen eenige ondergeschikte competentie, welke aan den plaatselijken ordinarius wordt gegeven door can. 2039 en 2126.
Drehmanns.
2° Als voorrecht (Lat. vakterm: privilegium competentiae = competentie-voorrecht): het den geheelen geestelijken stand toekomend voorrecht, dat bij beslaglegging, door schuldeischers, op inkomen en vermogen van een geestelijke hem zooveel behoort te worden gelaten als hij, volgens het oordeel van den kerkdijken rechter, voor levensonderhoud noodig heeft; hij blijft evenwel verplicht, zijn schuldeischers zoo spoedig mogelijk te voldoen (C.I.C. can. 122).
Schweigman.