Colmar - Hoofdstad van het Fr. dept. Haut-Rhin (48° 5' N., 7° 25' O.); 46 518 inw. (1931), 70% Kath., 25% Prot.; 196 m boven zee, in de Bovenrijnsche laagvlakte,15 km van de rivier verwijderd.
In de omgeving tabak; wijnen groententeelt. Katoenen wolindustrie. In 1672 namen de Franschen de stad in bezit; van 1871—1918 Duitsch. Heere Kunst. De stiftskerk van den H. Martinus is een Gotisch gebouw, begonnen tegen 1263, voltooid in 1360, bevat de bekende „Madonna im Rosenhag” van Schongauer. Gedurende den bouwtijd der kerk komt het werk onder invloed van de Straatsburger School, zooals vooral blijkt uit het beeldhouwwerk van het St.
Nicolaasportaal (met naamteekening „Maistre Humbret”). Het voormalige klooster der Dominicanen, thans Museum Unterlinden (of Schongauer-museum), is een vierkant complex, waarvan de kloostergang (13e eeuw) en de kloosterkerk in Gotischen stijl de belangwekkendste deelen zijn; laatstgenoemde kerk is thans schilderijenmuseum, rijk aan meesterwerken der drie eerste perioden van de Duitsche schilderschool, waaronder het vermaarde vleugelaltaar, ca. 1508—1511 door Matthias Grünewald (M. Neithard) voor het Antonietenklooster te Isenheim geschilderd (Isenheimer altaar); voorts werken van Martin Schongauer en van de Keulsche school. Het raadhuis is gedeeltelijk een laat-Gotisch bouwwerk (1480), in de 16e eeuw in Renaissancevormen voltooid. Ook bezit C. nog een aantal Gotische en Renaissance-woonhuizen, als het geboortehuis van den beeldhouwer Bartholdi, met opschrift uit 1358; het huis Pfister, het huis „met de hoofden”, enz.
Lit.: G. Dehio, Handbuch der deutschen Kunstdenkmaler (IY Berlijn 1926); Dehio, Geseh. der deutschen Kunst (III Berlijn en Leipzig 1926, 85-93); A. Michel, Hist. de l’art (II Parijs 21906, 760 ; V 1912, 2426, 73, 105). F. Vermeulen