Coligny - 1° Gaspard de, heer van Chatillon, aanvoerder der Fransche Protestanten; * 16 Febr. 1519 te Chatillon-sur-Loing, ✝ 24 Aug. 1572 te Parijs; kreeg onder koning Hendrik II een hoog commando in het leger door den invloed van zijn neef, maarschalk de Montmorency, en onderscheidde zich in den oorlog tegen Karel V en Philips II, zoodat hij ook den admiraalstitel kreeg; werd in Aug. 1557 na den slag bij St. Quentin gevangen genomen. Na zijn vrijlating werd hij Calvinist en leider der Hugenoten in de godsdienstoorlogen. Na den godsdienstvrede van St. Germain (8 Aug. 1570) kwam hii aan het hof te Parijs en kreeg grooten invloed op koning Karel IX; trachtte hem te brengen tot een nieuwen oorlog tegen het Katholieke Spanje en tot openlijken steun aan den Nederlandschen opstand. Zijn groote invloed verdroot de koningin-moeder Catharina de Medici, waaruit voortkwam de moordaanslag op den admiraal, 22 Aug. 1572; toen de Coligny slechts zwaar gewond werd, ging Catharina over tot het plan der vermoording van alle Hugenoten te Parijs in den Bartholomaeusnacht, waarbij de Coligny werd afgemaakt door dienstlieden van Henri de Guise.
Ook zijn broeders Odet de C., kardinaal van Chatulon, en Franco is de C., heer van Andelot, werden Calvinist en streden mee in de godsdienstoorlogen.
Lit.: Delaborde, Gaspard de C. (3 dln. 1879—1883); E. Marcks, Gaspard de C. (1 1892); Olivet, L’amiral de C. (1914). v. Gorkom 2° Louise de, dochter van den admiraal Gaspard de Coligny en van Charlotte de Laval; *23 Sept. 1555 te Chatillon-sur-Loing, ✝ 13 Nov. 1620 te Fontainebleau; groeide op in de omgeving der Hugenootsche aanvoerders en later aan het hof van Jeanne d’Albret, koningin van Navarre; huwde in Mei 1572 met den veldoverste Charles de Féligny, die in den Bartholomaeusnacht met haar vader vermoord werd. Zij vluchtte naar Zwitserland, leefde daar in armoede en vestigde zich later in teruggetrokkenheid op de goederen van haar gemaal. Daar bereikte haar het huwelijksaanzoek van prins Willem van Oranje, met wien zij op 12 April 1583 te Antwerpen huwde. Na ’s prinsen dood vestigde zij zich met haar zoon Frederik Hendrik (* 28 Febr. 1584) in de Nederlandsche Republiek, slechts met moeite van de Staten-Generaal een behoorlijk levensonderhoud verkrijgend en in sterke verdenking en opspraak vanwege haar beslist Arminiaansche overtuiging: zich verdienstelijk makend ook door de opvoeding der stiefdochters uit het huwelijk van prins Willem met Charlotte van Bourbon.
Geërgerd door de godsdienstige drijverij der Preciesen en door de ruwe zeden van het hof van stadhouder Maurits, voelde zij zich geneigd, naar het beter beschaafde Frankrijk terug te keeren en ook haar zoon aan het Fransche hof een plaats te bezorgen. De verandering der Fransche toestanden in 1610 dwong haar zich wederom te Den Haag te vestigen in het huis aan het Noordeinde, waar zij al den jammer der godsdiensttwisten moest ondergaan en persoonlijk daarbij betrokken werd, in slechte verstandhouding met haar stiefzoon Maurits. Opnieuw uitwijkend naar Frankrijk (27 April 1620) werd zij aldaar door den dood van haar beproevingen bevrijd. Haar goede eigenschappen gingen in haar zoon over.
Lit.: Nw. Ned. Biogr. Wbk. (11911); Blok, Frederik Hendrik, in Meulenhoff’s Hist. Bibl. (1927). v. Gorkom