Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Cognac

betekenis & definitie

Cognac - 1° arr.-hoofdstad in het Fr. dept. Charente (45° 40' N., 0° 20' W.); 17.404 inw. (1931); centrum van de cognacbranderij. In 1526, bij de Liga van C., verbonden Frans I, de paus, Venetië en Milaan zich tegen Karel V. C. was een der veiligheidsplaatsen van de Hugenoten.

Het belangrijkste bouwwerk te C. is de kerk van St. Léger, bestaande uit een éénbeukig schip (12e eeuw) van twee vierkante traveeën, oorspronkelijk overkluisd met twee koepels, naar het voorbeeld der kathedraal van Angoulême, welke later (15e eeuw) door kruisribgewelven zijn vervangen; een dwarspand van twee ongelijke armen (13e eeuw), waartegen in de 13e en 14e eeuw een driebeukig rechtgesloten koor is aangebouwd; tegen de tweede travee van het schip is in de 2e helft der 12e eeuw een groote vierkante toren opgetrokken; in den Westgevel, die een gebeeldhouwd Romaansch portaal heeft, is in de 15e eeuw een groot roosvenster in flamboyanten stijl aangebracht. De St. Martinuskerk, die in haar oudste gedeelten wellicht nog tot de 11e eeuw teruggaat, is een driebeukig gebouw met rechtgesloten koor, hoofdzakelijk uit het eind der 12e eeuw. De kerk van het H. Hart is een modern gebouw, overkluisd met baksteenen kruisribgewelven. Voorts vindt men te C. nog verschillende oude huizen (16e eeuw), vooral ook opmerkelijk om de talrijke opschriften en spreuken.

Lit.: Martin-Civat, Cognac (1924); J. George en Alexis Guérin-Boutaud, Les églises romanes de l’ancien diocèse d’Angoulême (Parijs 1928); Les Eglises de France, répertoire historique et archéologique par département : Jean George, Charente (Parijs 1933, 79-83).

F. Vermeulen.

2° Brandewijn uit wijn gedestilleerd (→ Branderij).

< >