Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Coens

betekenis & definitie

Coens - 1° Jan, van Halle, licentiaat in de godgeleerdheid, sedert 1585 pastoor der St. Martenskerk te Kortrijk; ✝ 1604; hij is de schrijver van een niet onverdienstelijke Confutatie ofte wederlegginghe van Marnix van St. Aldegonde’s Byenkorf (Leuven 1597).

2° Petrus, kanunnik te Leuven en te Antwerpen, professor te Leuven; * te Antwerpen, ✝ 1646.

Werk: Disquisitio historica de origine Beghinarum et Beghinagiorum in Belgio (Luik 1629).

< >