Cliens - (Lat.), beschermeling; halfvrije burger in het oude Rome, die een patriciër als beschermheer, patronus, had. De cliënten waren oorspronkelijk ofwel in vrijheid gestelde slaven of vreemdelingen, die zich onder de bescherming van een patronus gesteld hadden. De clientela, de verhouding van patronus en cliënt, was erfelijk en heilig. De c. moest bijdragen in de kosten van den eeredienst der gens van zijn patronus; in de boeten, die dezen werden opgelegd; in den losprijs, als hij krijgsgevangene werd gemaakt; in den bruidsschat der dochter van zijn patronus.
Hij moest den patronus zijn morgengroet of salutatio brengen en in de volksvergaderingen stemmen in zijn geest. De patronus moest zijn cliënt beschermen, hem verdedigen voor het gerecht en zijn salutatio beantwoorden met sportulae, mandjes met brood en vleesch. Cliënt en patronus mochten noch als aanklager noch als getuige tegen elkaar optreden. Onderworpen steden en provinciën stelden zich vaak in de clientela van een machtig Romeinsch burger. Davids.