Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Citrus

betekenis & definitie

Citrus - Houtachtige gewassen, met aetherische oliën in de weefsels, behoorende tot de fam. der Rutaceae, welke 3 geslachten bevat: Poncirus, Fortunella en Citrus. De voornaamste citrusspecies zijn: citroen (C. limonia O.); sinaasappel (C. sinensis O.); mandarijn (C. nobilis var. deliciosa S.); limmetje (C. aurantifolia S.); cedraatboom (C. medica L.); pompelmoes (C. maxima M.); grape-fruit (C. paradisi M.); bittere oranje (C. aurantium L.).

Cultuur. Deze is reeds zeer oud (4000 v. Chr.) en stamt uit de tropen; nu vooral in de subtropen. Gemiddelde groeitemp. bedraagt 16—20° C. Sterke regenval is niet noodig; sommige soorten (navelsinaasappel) verdragen 1500 mm. Sterke wind is schadelijk, daarom worden vaak beschermboomen om de plantages aangebracht. Wortelstelsel eischt vruchtbaren, liefst Alluvialen grond. Citrushout is hard en geel. Bladstand ⅜. De vrucht is een bes, een zgn.

Hesperide. Ze bestaat, van buiten naar binnen, uit pericarp, mesocarp en endocarp. Men vermeerdert de citrusplanten door zaaien, stekken, oculatie of enting. Als onderstam kiest men sterke, tegen koude, droogte en ziekten bestendige soorten, als C. aurantium en C. trifoliata. Zaailingen brengen vaak geen goede vruchten voort.

Men zaait op bedden en plant de jonge planten met flinke kluit niet te diep over op het veld. Plantwijdte bedraagt 10 tot 35 voet. Na 12—18 maanden zijn de zaailingen rijp voor veredeling. Citruscultures eischen sterke bemesting. Per vruchtdragenden boom 8—15 kg kunstmest per jaar van ongeveer de volgende samenstelling: 3 N: 5K2O: 1P205.

In het 4e jaar begin der productie. De oogsttijd loopt voor de verschillende citrussoorten zeer uiteen. Men plukt de vruchten, als ze „boomrijp” zijn. Hierna laat men ze „narijpen”, d.w.z. men laat de schil haar turgor verliezen, door ze 6 dagen te laten liggen. De schil is dan minder gevoelig tegen kneuzingen. Dan wikkelt men de vruchten in vloeipapier en verzendt ze in geventileerde kisten.

Ned. Oost-Indië voerde aan citrusvruchten uit:

Jaar Java en Madoera Buitengewesten 1931 1932 182 ton 144 „ 522 ton 189 „ Lit: ir. W.L. Utermark, De econ. beteekenis v.h. geslacht Citrus, in het bijz. voor de Med. Overzeesche gewesten; J.D. Oppenheim, Citrusfrüchte (beide boeken op het Kol. Inst.).

Menrath.

< >