Chilisalpeter - ook natronsalpeter genoemd (NaNo3), is een voor technisch gebruik hoogst belangrijke delfstof. C. komt in de natuur voor als korrels en als kristallijne aggregaten en wordt voornamelijk gevonden in Chili (prov. Tarapaca) in de woestijn Atacama tusschen 19° en 24° Z., nabij de grens van Peru. De salpeterlagen liggen 0,5 tot 3 m onder de oppervlakte, hebben zelf een dikte van ong. 1,50 m, een breedte van 3 km, een lengte van 600 km en liggen 1 000 m boven den zeespiegel. De bovenste laag van dit terrein bestaat uit gipshoudend zand (ChuCo). Daaronder ligt een laag (Costra) van een conglomeraat van leem, grint, veldspaat en porfiet, verbonden door kalium-, natrium-, calcium-, en magnesium-sulfaat, die in de onderste laag een geleiachtige massa vormen (Congelo).
Daaronder bevindt zich de ruwe salpeter (Caliche), die op een met schitterende anhydrietkristallen vermengde leem laag (Coba) rust. De Caliche heeft een gehalte van 30—55% NaNo3 en bevat verder kaliumnitraat (KNO3), natriumperchloraat (NaCl04) en natriumjodaat (NaI03), steenzout, glauberzout, bitterzout en soms guano. Door oplossen en omkristalliseeren verkrijgt men salpeter. De moederloog wordt op jodium bewerkt. De chilisalpeter kristalliseert in stompe rhomboëders, is doorzichtig tot doorschijnend, waterhelder tot wit, zoo hard als klipzout (11/2—2) en gemakkelijk oplosbaar.
Roodhuyzen. Het is een snelwerkende meststof: door de oplosbaarheid in water kan het direct door de plant worden opgenomen. Het verschuift de reactie van den grond in basische richting; wordt daarom aanbevolen op zure gronden, verergert echter op overkalkte perceelen het optreden der Veenkoloniale haverziekte. Is hygroscopisch en moet daarom droog bewaard worden. Veroorzaakt op kleigronden korstvorming. De invoer van de goedkoopere uchtstikstofmeststoffen in het bedrijf deed het verbruik sterk afnemen. → Kunstmeststoffen. Voor verdere eigenschappen en gebruik, → Stikstofmeststoffen, → Perchloraatvergiftiging.
Dewez.