Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Chenille

betekenis & definitie

Chenille - 1° rupsachtig (fluweelachtig) garen, met vlakken, ronden of U-vorm. Materiaal: zijde, wol of katoen. Vervaardiging: weefsel, met groepjes van 4 tot 6 kettingdraden. Door stuksnijden van den inslag in het midden van de tusschenruimte wordt het weefsel in smalle reepjes verdeeld met uitstaande inslageinden.

Door draaiing en open borstelen der vezels, ontstaat de ronde chenille, voor de vervaardiging van pluche, met aan boven- en onderzijde haardek. Voor chenille- of Axminster-tapijten moet de stapel in één richting gelegd worden. De reepen worden voor dit doel gestoomd en over verwarmde, van groeven voorziene cylinders geleid, zgn. gebrand. Op passende manier opgewikkeld, dient het garen als inslag voor Axminster-tapijten.

Schroeder.

2° → Autochenille.

< >