Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Cenakel

betekenis & definitie

Cenakel - (Lat. coenaculum = eetzaal) (zie ook ➝ Cénacle) is in de Romeinsche huizen een vertrek of een complex van vertrekken op de bovenverdieping (die later zelf c. heette). Sommige der in Pompeji (Via dell’ Abondanza) opgegraven c. schijnen inderdaad ook als eetzaal gebruikt te zijn. In de grootere woningen van het Oosten was dit c. door een trap van buiten af bereikbaar. Men ontving er gasten, baarde er de dooden op voor de begrafenis, verzamelde zich daar voor het gebed en hield er familiefeesten en maaltijden.

Het c., waar Jesus het laatste Avondmaal hield (➝ Jerusalem), ligt tegenwoordig, volgens de overlevering, buiten Jerusalem aan de Zuidzijde. Hier werd ten tijde van Constantijn de eerste kerk van Jerusalem gebouwd en in de 6e eeuw door een groote en rijke basiliek vervangen. In 1333 verkreeg Robert van Anjou van de Mohammedaansche overheerschers dit c. en zij vertrouwden het den Franciscanen toe. Toen na twee eeuwen een ingestorte muur een graftombe bloot legde, meenden de Mohammedanen daarin het graf van den profeet David te zien; zij verwoestten een deel der basiliek, richtten er een moskee in en verjoegen de Franciscanen.

Deze mogen zich nu alleen op Goeden Vrijdag daar verzamelen om er te bidden. Het gebouw bestaat nu uit vier in zeer slechten staat verkeerende vertrekken of zalen, twee beneden en twee boven. Boven de moskee Masdzjid Nabi Doead ligt het c., dat men met een trap vanuit het binnenplein bereikt: het is een stuk van een Gotische kerk (de Zuiderzijbeuk van de Kruisridderskerk).

Lit.: Vigouroux, Dict. de la Bible (II, 1, kol. 399-403 en Suppl. I, kol. 1064-1084); Vincent en Abel, Jerusalem (II z.j., 421 vlg.); Lemmens, Die Franziskaner auf dem Sion (Beiheft der Franziskanischen Studiën 1925).

Knipping.

Congregatie der Religieuzen van O. L. Vrouw van het Cenakel, gesticht 1826 door Theresia Couderc in de Fransche Ardèche. Doel: contemplatie en actief apostolaat, vooral door het geven van retraites. In Nederland te Tilburg.

Lit.: Katholiek Nederland (III, 266-267).

< >