Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Carpentier alting

betekenis & definitie

Carpentier alting - 1° Albertus Samuel, predikant der Ned. Herv. Kerk. * 1837, ♱ 1915 te Den Haag. Was eerst werkzaam in Ned. (Colmschate, Dokkum en Hoorn), sinds 1885 in Ned.-Indië (Padang, Buitenzorg, Semarang en Batavia); vestigde zich in 1906 als emeritus te Den Haag. CkA. werkte in Indië veel in het belang der militairen; hij was ook gedeputeerd grootmeester van de orde der Vrijmetselaren.

Werken: o.a. Geschiedenis van den duivel; Beelden en Typen uit de Christelijke Wereld; De godsdienst der toekomst; De wereld van het geheimzinnige; Woordenboek voor Vrijmetselaren.

2° Johannes Hendrik, Ned. rechtskundige, zoon van Alb. Samuel. * 1864 te Colmschate, ♱ 1923 te Den Haag. Promoveerde 1886 te Amsterdam in de rechten, was vervolgens in Indië werkzaam, eerst als advocaat en procureur te Padang, daarna bij de rechterlijke macht. In 1900 werd hij belast met het onderzoek naar het gewoonterecht in de residentie Manado.

In 1907 werd hij benoemd tot hoogleraar te Leiden; met v. Vollenhoven, Kleintjes en Winckel publiceerde hij in 1909 de Vier en twintig ontwerpen van Indisch recht. In 1917 werd C. A. benoemd tot president der beide Hooge Indische Gerechtshoven, in 1919 tot lid van den Raad van Indië. Hij was tevens voorzitter van de Commissie tot herziening van de grondslagen der staatsinrichting van Ned.-Indië. Van 1915 tot zijn dood was C. A. wederom hoogleraar te Leiden.

Werken: o.a. Regeling van het privaatrecht van de Inlandsche bevolking in de Minahassa-districten der residentie Menado; Grondslagen der rechtsbedeling in Ned.-Indië.

< >