Carpentier - 1° D., Belgisch architect, bekend door de voltooiing van den bouw van het paleis van Justitie te Brussel na den dood van architect Poelaert (1879).
2° Evariste, Belgisch historieschilder, * 1 Dec. 1845 te Ceume bij Kortrijk. Zoon van een West-Vlaamschen landbouwer, leerde hij op 18-jarigen leeftijd op de Antwerpsche Academie en werd er leerling van de Keyser. Na 1872 legt hij zich bijzonder op het historieschilderen toe (Vendée-oorlog). Gaarne zoekt hij de charme van het licht. Stukken in de musea van Antwerpen, Brussel, Luik, Kortrijk, Mechelen.
Knipping.
3° Pieter, Augustijner monnik te Diest, 17e eeuw; studeerde en leerde aldaar aan het college van deze Orde. Schreef naast Lessum miserere et De Profundis enz. (1652) en De Cultu Sanctae Barbarae enz. (1668), eenige door zijn leerlingen opgevoerde, vloeiend berijmde, helder en sonoor bewoorde „dramata”. Voor één ervan werd hem door de magistraat der stad 24 gulden uitgekeerd (1643).
Lit.: Fr. W. van Spilbeeck, Leven en Werken der Znd. Schrijvers (afl. III, 195 vlg.); Snellaert, Biogr. Nat. (III, 351). Godelaine.