Cano - 1° Alonso, Spaansch bouwmeester, beeldhouwer en schilder, * 1601 te Granada, † 1667. Zijn vader, een altaarbouwer, leidde hem in de bouwkunde op; te Sevilla oefende hij zich onder Montanéz in het beeldhouwen.
In de schilderkunst achtte hij zich de meerdere van Sebast. del Llano Valdez, daardoor ontstond oneenigheid en C. vluchtte naar Madrid, waar hij door toedoen van zijn vriend Velasquez eenige opdrachten kreeg. Op voorwaarde dat hij binnen het jaar priester zou worden, bood men hem het toezicht aan over de werken van de kathedraal van Granada, en na eenig aarzelen nam hij het aanbod aan (1660). Daar werkte hij onvermoeid. Hij was een groot teekenvirtuoos.
Zijn schilderwerk is wat zoet en van een bezonken vroomheid, nooit van de meesleepende mystiek van een Murillo. Van meer kunstwaarde is het door hem zelf gepolychromeerd beeldhouwwerk. Grootere beelden schiep hij eerst in zijn levensavond, geholpen door Pedro de Mena. Zijn uitdrukking wordt dan nog soberder.
Voorn, werken: Altaren in Granada en Sevilla; Kind Jesus met kruis op de schouders (Madrid, S. Firmino); Gekruisigde van Monserrato (Lecaroz College); Onbevlekte Ontvangenis (met Pedro de Mena voor het faldistorium v. d. kathedraal v. Granada); S. Didacus en S. Antonius (Granada, S. Angelo); S. Jan de Deo (Granada, Museum v. Schoone kunsten). — L i t.: Schubert, Gesch. des Barocks in Spanien (1908); Gómez-Moreno, A. C. escultor in Archivo espanol de arte y arqueologia (II 1926). “Knipping.
” 2° Melchior, Dominicaan, theologant; * ca. 1506 te Tarancón, † 30 Sept. 1560 te Toledo. Professor aan de universiteit van Alcalá en Salamanca. Woonde het concilie van Trente bij. Werd in 1552 bisschop der Canarische Eilanden. Is door zijn werk „De Locis Theologicis” vooral bekend als grondlegger der methodische theologia fundamentalis.
Werken o.a.: De Locis Theologicis libri duodecim (Salmanticae 1563); Relectio de sacramentis in genere habita in academia Salmanticensi (Compluti 1563). — L i t.: Scriptores Ordinis (II); A. Lang, Die Loci theologici des Melchior Cano (1925); P. Mortier, Histoire des maîtres Généraux (V). “Lambermond.
”