Cacuminalen - (philologie) zijn de consonanten, die gearticuleerd worden met de omgebogen tongpunt en het vóórgehemelte. In het algemeen beschaafd Nederlandsch ontbreken ze in het klanksysteem; alleen door assimilatie kunnen ze wel ontstaan; zoo bijv. t en, volgens sommigen, d in potje en raad je; in O.Noord-Brabant komt echter de cacuminale r of ratelende z voor, en in het oud-Indisch zijn de cacuminalen kenmerkend voor het phonologisch systeem.
De naam, afkomstig van Lat. cacumen palati: hoogste punt van het gehemelte, voldoet evenmin als het synoniem cerebralen, letterlijk: hersenklanken.
Lit.: voor oud-Indisch: M. Grammont, Traité de Phonétique (Parijs 1933); voor O. Noord-Brabant: J. van Ginneken, Handboek der Ned. Taal. “br. Herman Jozef”.