Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Bruning

betekenis & definitie

Bruning - 1° Henri, Nederl. letterkundige. * 1901 te Nijmegen, nam actief deel aan de beweging der zgn. Katholieke jongeren in de eerste jaargangen van het maandblad Roeping, publiceerde gedichten, waarin een hooggestemd Godsverlangen werd uitgesproken.

Werken: De Sirkel (1924); De Tocht (1925); Het Verbond (1930); De Vraat van het Geluk (1931); Onze Priesters (1932).

J. Gerard. Kath. prozaschrijver en criticus, auteur van scherp-polemische beschouwingen, waarin de Kath. levensopvatting vurig wordt verdedigd tegen afwijkingen, die tot uitdrukking kwamen in de moderne letterkunde. * 18 Febr. 1898 te Amsterdam, ✝ 8 Oct. 1926 te Nijmegen. Leider der jongere beweging in de Kath. letterkunde, werkte hij mede aan Roeping en De Gemeenschap. Gedurende eenige maanden redigeerde hij met zijn broer Henri Bruning te Nijmegen een eigen tijdschrift, De Valbijl, dat agressief optrad tegen heerschende meeningen en gebruiken. Onder schuilnaam Jos. v. d. Hoogh schreef hij leidende dagbladartikelen over het letterkundig leven.

Werken: Nagelaten werk, samengesteld en ingeleid door Henri Bruning en H. Marsman (1927); Rembrandt de Realist (1927). — Lit.: Gerard Bruningnummer van Roeping (Oct. 1927, 6e jg., blz. 1-30. blz. 259). Asselbergs.

< >