Brachiopoda - [Lat. brachium = arm, Gr. pous (gen. podos) = voet]. Voor dierkundige gegevens, ➝ Armvoetigen.
Tegenover de 150 tot 160 recent voorkomende soorten zijn er ong. 7000 fossielen vertegenwoordigers bekend. Deze laatste nemen een belangrijke plaats in als gidsfossielen voor de historische geologie; de schalen, die uit kalkspaat bestaan, zijn nl. beter geconserveerd gebleven dan die der mollusken, die uit aragoniet zijn opgebouwd.
Reeds in het Cambrium vindt men 20 soorten van b., in het Siluur echter beleven de b. hun bloeiperiode met de geslachten Strophomena, Pentamerus en Spirifer, enz.
Ook in het Devoon en in de kolenkalk zijn de b. nog rijk vertegenwoordigd. In het Tertiair is een geweldige afname merkbaar; zij overtreffen dan nog slechts met weinige geslachten de tegenwoordig levende genera Terebratula, Rhynchonella, Lingula, Crania e.a.
Lit.: K. A. von Zittel, Grundzüge der Paläontologie (I Invertebrata, 61924); prof. dr. J. E. W. lhle en prof. dr. H. F. Nierstrasz, Leerboek der bijzondere Dierkunde (1928).
“Crommelin.
”