Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Borgesius

betekenis & definitie

Borgesius - Hendrik Goeman, Ned. staatsman. * 1844 te Schildwolde, ✝1917 te Den Haag. Was na zijn promotie eenigen tijd bij het middelbaar onderwijs werkzaam.

Later begaf hij zich in de journalistiek (hoofdredacteur van Het Vaderland). In 1877 werd hij lid van de Tweede Kamer, van welk college hij verschillende malen het voorzitterschap bekleedde. Hij behoorde toen, evenals Tak van Poortvliet en v. Houten, tot die groep van jonge Liberalen, die, in tegenstelling met hun oudere partijgenooten, de urgentie van het arbeidersvraagstuk begrepen en er zich op toelegden het binnendringen van socialistische denkbeelden in de werkliedenwereld te voorkomen door actie te voeren voor loonsverhooging, voor betere arbeidsvoorwaarden en volksontwikkeling en vooral door, onder Duitsche invloeden (Schultze-Delitsch), krachtig propaganda te maken voor arbeiderscoöperaties. In de Liberale partij ontwikkelde B. zich tot een figuur van aanzien en invloed. In het Liberale ministerie-Pierson (1897-1901) trad hij op als minister van Binnenlandsche Zaken, in welke functie hij verschillende wetten ook op sociaal terrein tot stand wist te brengen (leerplichtwet, gezondheids- en woningwet). Verberne.

< >