Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Booglamp

betekenis & definitie

Booglamp - berust op het door Davy in 1810 ontdekte verschijnsel, dat een lichtboog, welke con fel licht uitstraalt, ontstaat bij het van elkaar trekken van twee elkaar rakende koolspitsen, die door een electrischen stroom worden doorloopen. In de positieve pool ontstaat een krater, welke de hoogste temperatuur (tot 4 300° C) en de grootste helderheid heeft; de negatieve pool blijft spits.

Door het ontbreken van geschikte stroombronnen duurde het tot ong. 1876 à ’79, eer de booglamp practisch bruikbaar werd. Vermindering der hoeveelheid toetredende lucht gaf later een grooteren levensduur; met metaalzouten (bariumiluoride en calciumfluoride) gedrenkte „Effektkolen” gaven grooter lichtrendement evenals „Kernkolen”, bestaande uit een holle koolstaaf gevuld met metaalzouten. Hoogere druk leverde temperaturen tot 6 000°C. Practische uitvoeringsvormen van deze lamp zijn echter niet bekend. Behalve koolelectroden zijn ook magnetit en titancarbid electroden toegepast.

Bij alle booglampen moet de boog ontstoken worden of door het tegen elkaar brengen en daarna uit elkaar rukken der electroden door een specialen magneet, of door middel van een hulpelectrode, welke een kleinen lichtboog geeft, die den hoofdboog inleidt. De electroden branden af, een door magneten of een motor bediend regelwerk zorgt voor het in stand houden van de juiste booglengte. Men regelt op constanten stroom bij de serie-, op constante spanning bij de shunt- en op constanten boogweerstand bij de differentiaal-booglamp. De laatste regeling is de meest gebruikte, omdat bij deze lamp zoowel meerdere booglampen in serie als parallel geschakeld kunnen worden. De hoogspanning bedraagt bijv. bij een 12-ampère-lamp met effectkolen 37 Volt tot 48 Volt bij zuivere kool, het rendement tot 26—35 Lumen per Watt.

Bij langeren lichtboog stijgt de spanning. Voor het rustig branden dempt men spanningsschommelingen met een voorschakelweerstand. Bij hoogere netspanningen schakelt men meerdere booglampen in serie, bijv. 2 aan een net van 110 Volt, enz. Wisselstroom lampen hebben minder rendement dan gelijkstroomlampen, daar geen kratervorming optreedt, waardoor de temperatuur van den boog lager blijft.

Voor algemeen gebruik zijn de booglampen door de gloeilamp verdrongen; zij vinden nog toepassing voor photographische doeleinden, als bioscooplamp, voor kustverlichting, en vooral bij zoeklichten voor leger en marine.

Andere vormen van booglampen zijn nog:

1° de kwikzilverbooglamp (een luchtledige kwartsglazen buis met een kathode van kwik en een ijzeren anode). Het licht bevat veel ultraviolette stralen. Gebruik: als kunstmatige hoogtezon.
2° De neonbooglamp, berustend op het verschijnsel, dat verdunde gassen bij doorgang van electriciteit licht uitstralen. Neon geeft intensief rood licht, andere kleuren verkrijgt men met stikstof, waterstof, argon, enz. Gebruik: voor reclamedoeleinden.
3° De natriumlamp, waarbij natriumdamp een zuiver geel licht geeft; wordt in den laatsten tijd om haar uitstekend lichtrendement en de groote contrastgevoeligheid van het oog bij geel licht, hoe langer hoe meer voor verlichting op buitenwegen toegepast.

Lit.: dr. ir. L. Bloch, Lichttechnik.

Voor sprekende booglamp ➝ Lichtboog.

< >