Bommenwerpen of „eierleggen”; Fr. bombarder, lancer des bombes, jeter des bombes, „pondre”; Duitsch: bombardieren, Bomben abladen, Bomben (ab)werfen, „Eierlegen” ; Eng. to bomb, to drop bombs. → Vliegtuigbom; → Bombardement. Om een doel uit een vliegtuig met een bom te treffen, moet deze worden afgeworpen onder een bepaalden hoek, voorhoudhoek genaamd, en bij een koers, welke rekening houdt met de drift van het vliegtuig en die van de bom onder den invloed van den luchtweerstand gedurende haar val.
Hierbij is het onverschillig, of het doel in rust, dan wel in beweging is, mits slechts de beweging gedurende den valtijd van de bom gelijk blijft in grootte en zin. De luchtweerstand werkt op de bom, welke op het oogenblik van den worp een snelheid in den luchtkoers gelijk aan die van het vliegtuig heeft, in een richting tegengesteld aan den luchtkoers; de bom blijft dus in dien koers achter. De grootte van den luchtweerstand is afhankelijk van het gewicht en den vorm van de bom (metaalbelasting), alsmede van de luchtdichtheid en van de snelheid van de lucht.
De voorhoudhoek (Fr. angle de visée, de jet, of de tir des bombes; D. Bombenabwurfwinkel; Eng. dropping range of sighting angle for bomb dropping), d.i. de hoek tusschen verticaal en richtlijn op het oogenblik van afwerpen, wordt bepaald door:
1° de snelheid van het vliegtuig t.o.v. het doel (grondsnelheid);
2° de vlieghoogte;
3° de ballistiek van de af te werpen bom.
Is in de figuur: rp de voorhoudhoek; p de achter blijfhoek; vg de snelheid van het vliegtuig t.o.v. liet doel (grondsnelheid); h de vlieghoogte en t de valtijd van de bom, dan geldt: tg cp — vgj —tgp.
Van deze worden achterblijfhoek (Fr. angle de trainée; D. Rücktrift-winkel; Eng. trail angle), d.i. de hoek tusschen de lijnen vliegtuig-trefpunt en verticaal op het oogenblik van treffen, en valtijd veelal empirisch bepaald, bijv. met behulp van een achterblijfhoekcamera (→ Camera). Men fotografeert dan bij het werpen van een bom achterblijfhoek en helling van de camera tegelijk met den wijzer van een stophorloge, hetwelk op het oogenblik van afwerpen in werking wordt gesteld (valtijd). Met de aldus voor een bepaalde bomsoort verkregen gegevens worden voor alle voorkomende grondsnelheden de bijbehoorende voorhoudhoeken berekend en vastgelegd in een tafel of graphiek (bomafwerptafel); van deze kunnen derhalve de bij bepaalde hoogten en grondsnelheden behoorende voorhoudhoeken worden afgelezen.
Aanvliegend in het bed van den wind moet men alzoo vóór den worp:
1° de vlieghoogte aflezen van den hoogtemeter (→ Luchtvaartinstrumenten) en deze instellen in den bommenrichtkijker (→ Richtkijker);
2° de grondsnelheid meten (geschiedt optisch over een afstand van bijv. 500 m met behulp van het stophorloge aan den bommenrichtkijker);
3° den bij deze gegevens behoorenden voorhoudhoek (9) aflezen van de bomafwerptafel of -graphiek;
4° den aldus gevonden voorhoudhoek instellen. Aanvliegend met zijwind moet men daarenboven te voren den drifthoek meten met den drifthoekmeter (→ Luchtvaartinstrumenten) en deze instellen in den bommenrichtkijker. Is dit goed geschied, dan zorgt een optisch stelsel in dien kijker voor een vrij nauwkeurige correctie.
Teneinde drifthoek en grondsnelheid bij aanvliegen uit een willekeurigen koers snel te kunnen vastleggen, wordt bij de luchtstrijdkrachten in Ned. gebruik gemaakt van een door kapitein-waarnemer J. G. W. Zegers uitgedacht instrument, hetwelk aan den bommenrichtkijker bevestigd wordt; daarmede wordt feitelijk, semi-automatisch, de winddriehoek geconstrueerd, terwijl door instelling op het windpunt van een zich daaraan bevindenden, verschuifbaren wijzer, zonder aflezing van de grondsnelheid en zonder gebruik te maken van tafels en graphieken, op een afleesrol de gezochte voorhoudhoek zonder meer kan worden gevonden. Het bommenwerpen geschiedt bij afzonderlijke vliegtuigen:
1° achtereenvolgens, in serie (Fr. lancement de bombes en série, en trainée;
Reihenof Kette-Bombenabwurf; Eng. dropping of bombs in series), d.w.z. de bommen worden afgeworpen na elkaar met gelijke onderlinge tusschenruimte, welke bepaald wordt in verband met de afmetingen van het doel loodrecht op de vliegrichting. Deze wijze van werpen vergroot de kans op treffen; doet echter het aantal der treffers in verhouding tot dat der afgeworpen bommen gering zijn; wordt aangewend tegen in de aanvliegrichting smalle doelen.
2° Alle bommen gelijktijdig; aldus wordt de kans op treffen verminderd, doch kan de uitwerking zoo groot mogelijk zijn; men past deze werpwijze toe bij doelen van groote afmetingen.
3° Bom voor bom, waardoor de trefkans zoo hoog mogelijk wordt opgevoerd, doordat elke voorgaande worp kan worden verbeterd.
Practisch is gebleken, dat de gunstigste afwerphoogte tusschen omstreeks 2 000 en 3 000 m ligt en dat een bommenwerper van gemiddelde geoefendheid op die hoogte 60% der bommen werpt binnen een cirkel met 60 m straal.
Het bombardeeren kan geschieden bij dag en bij nacht; men onderscheidt daarom dag- en nachtbombardementen. Deze kunnen worden uitgevoerd als vernielingsbombardementen met scherf- en met mijnbommen en in den vorm van bombardementen met brand- of met gasbommen (→ Vliegtuigbom). Hoewel het gebruik van deze beide laatste intemationaal-rechterlijk verboden is, werden zij, volgens de berichten, in 1932 toch door Japan tegen China aangewend.
Lit.: Commandant breveté Crochu, Considérations sur le bombardement aérien, in Revue des Forces aériennes (Juli 1932); Wetenschappelijk jaarbericht 1932 der Vereeniging ter beoefening van de Krijgswetenschap (hfst. 3); kap.-waarn. J. Th. H. van Weeren, Beschouwingen omtrent uitvoering en trefkans van luchtbombardementen, in Luchtmacht (1932, nr. 3); A. J. Maas, majoor der luchtdoelart., Mogelijkheden van aanval en verdediging in den Luchtoorlog, in Luchtmacht (1932 nrs. 1, 2 en 3). Koppert