Blois - 1° Lodewijk van, ook: Lud. B l o s i u s, Benedictijn, abt van Liessies in Henegouwen; onderscheidde zich door zijn ijver voor de regeltucht, die hij in zijn abdij herstelde (Statuten in 1546 door Paul III goedgekeurd), en als geestelijk schrijver (gebeden, tractaten over het geestelijk leven, controversen, uittreksels en vertalingen uit de Vaders en geest, schrijvers). 1606 op het kasteel Donstienne, ♱ 7 Jan. 1666.
Lit.: Oeuvres spirituelles du Vénérable Louis de Blois trad. nouv. par les Bénéd. de Wisques (3 dln. Parijs 1911—1922). Lindeman.
2° Maximiliaan van (genaamd: Cock van Neerijnen), Geldersch edelman, onderteekenaar van het Eedverbond der edelen, luitenant van Egmont kapitein-generaal van Brederode, bevelhebber van Vianen. Behoorde tot de Calvinistische fractie van de opstandige edelen; week in 1567 uit, beproefde een aanslag op Amsterdam, doch werd bij de mislukking hiervan met de gebroeders van Battenburg gevangen genomen, en den len Juni 1568 te Brussel onthoofd.
V. Roosbroeck.